donderdag 10 mei 2018
De vrouw van kamer dertien huilt
Het is weer zondag
Weer bezoekdag
En ik vraag me af of ze weet op wie ze wacht
De man van kamer twaalf lacht
Ik moet bij mijn vader op bezoek
Kamer acht
Hij wacht al bij de deur
En vertelt hoe goed het met hem gaat
Maar ik hoor de jongens al op straat:
Jouw pappa zit in een gekkenhuis
En hij komt lekker nooit meer thuis
Want dan slaat hij straks je moeder weer
En steekt hij jullie misschien wel neer
Net goed, stommeling, net goed, lekker puh!
We praten wat en drinken thee
Ik staar naar buiten
Door de ruiten
Wat ben ik jaloers op Dikkie van der Laan
Die zou met zijn pa uit vissen gaan
Het loopt eindelijk tegen half vijf
‘Gaan we?
Kom mam, gaan we?’
En ik zwaai nog een keer vanaf de oprijlaan
Ik hoop dat hij snel dood zal gaan
2018
Gek dat Arthur Japin in de verantwoording van Nachtkaravaan niet verwijst naar Vol verlangen – liedjes van Arthur Japin, de cd die in 2006 verscheen en waarop onder anderen Theo Nijland en Jeroen Zijlstra tien van zijn liederen zingen. Twee daarvan horen we daarop ook in de uitvoering van Japin zelf. Ze komen – en dat staat wel vermeld – uit een liedjesprogramma dat hij begin jaren tachtig zong in het café-chantant van de Amsterdamse Kleinkunstakademie. Daaronder bovenstaande tekst. Arthur Japin: De vrouw over wie dit laatste, autobiografische, lied gaat, is later nog meerdere malen in mijn werk opgedoken.
Ter toevoeging haal ik van Wikipedia:
Japin wilde in zijn kindertijd zo nu en dan iemand anders zijn. Zijn vader (Bert Japin) was onder meer toneelrecensent. De liefde voor het toneel zat er al vroeg in. Hij werd gepest en zowel geestelijk als lichamelijk mishandeld en hij bevond zich in een isolement. Zijn vader pleegde zelfmoord toen Japin dertien jaar was. Het pesten ging door tot hij zestien werd. Het scheppen van een fantasiewereld, de vlucht uit de realiteit, was een middel om te overleven. Na de middelbare school koos hij ervoor om van het ‘nu en dan iemand anders zijn’ zijn vak te gaan maken.
Nachtkaravaan is een heel mooie uitgave (naar grafisch ontwerp van Michael Buchenauer) van Uitgeverij Magnolia uit Utrecht. Fijn dat er nog bundels verschijnen waaraan met zoveel zichtbare zorg is gewerkt.