maandag 07 mei 2018
Natuurlijk haal je liever iemand uit het water
die nog te redden is. Maar stel dat hij nog leefde
wat hadden we dan voor hem kunnen doen. Hem vragen
waar zijn wanhoop op berustte, hem zijn geliefde
weer terugbezorgen, of zijn werk, of zelfvertrouwen?
Nu kunnen we een heel klein beetje rouwen
niet eens om hem, omdat we hem niet kennen,
maar uit een vaag gevoel van menselijk fatsoen.
De bijna-liefde, bijna aandacht die hij straks nog
meekrijgt in zijn kist was misschien nét dat
kleine beetje dat hem had kunnen redden,
dat hij bij leven heeft gemist.
2013
Laatste bijdrage over Judith Herzberg ter gelegenheid van de toekenning aan haar van de Prijs der Nederlandse letteren.
Na Het vrolijkt verschenen nog Klaagliedjes (gedichten naar de Bijbelse Klaagliederen van Jeremia, 2011), Liever brieven (2013), 111 Hopla’s (een met nieuw werk aangevulde keuze uit haar kortste gedichten, 2014) en Er was er eens en er was er eens niet (2017). Over die laatste bundel schreef ik al eerder (zie hier).
Bovenstaand gedicht komt uit Liever brieven en is net als het gedicht van gisteren geschreven voor De eenzame uitvaart (19 januari 2012).
Alle poëzie is genoemd, behalve enkele bibliofiele uitgaven: De val van Icarus (Sub Signo Libelle, 1983), Twintig gedichten (Atalanta Pers, 1984) en Landschap (Herik, 1998).
Trouw wijdde een van de tien bundels in de serie Poëziecollectie (2013) aan haar werk. De Harmonie gaf een metalen doosje uit met regels die de lezer kunnen aanzetten tot gedichten (Weet je wat ik ook nooit weet, 2003)
Ook verschenen twee cd’s waarop zij haar eigen werk voorleest (Het vertelde, 1997, en Zijtak, uit 2007). Daarnaast schreef zij een boekje over een poëzieworkshop die zij gaf (Het maken van gedichten en het praten daarover, 1977).
Plint gaf een mapje met gedichten uit in de reeks 10 mooiste van… (2002). O ja, en Plint wil je ook laten slapen op haar poëzie, want Het volle leven staat op een kussensloop:
Tot slot zijn er natuurlijk nog haar boeken met teksten voor toneel en film en sinds vorig jaar haar brieven aan collega-dichter Chr. J. van Geel (zie hier en hier).