donderdag 03 mei 2018
“Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaienpootjes om mijn ogen.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij alsmaar bij elkaar.”
1971
De derde dag Judith Herzberg. Na de eerste en de tweede bundel nu de derde, maar ook meteen de vierde, want we zijn pas in 1971. Bovenstaand gedicht komt uit de vierde bundel, getiteld Strijklicht; de derde heet Vliegen (1970) en is niet verschenen bij Van Oorschot, maar bij Thomas Rap (1970) en in herdruk bij De Harmonie (1980). Dertig korte gedichten van drie tot acht regels en met eigen vliegen-tekeningen. Over Vliegen dus. Misschien had Van Oorschot geen belangstelling voor zo’n themabundel.
Een vlieg die een toneelstuk speelt
klopt aan en ja hoor hij mag binnen komen
wordt door de butler opengedaan.
Jaren ervaring van de vliegentemmer gaan hier in
en niemand die het hoort of ziet
wat het publiek betreft wàs hij er niet
dat zou een grote kunst zijn vind je niet?
Een kinderspiegel staat helemaal tussen aanhalingstekens, want er is een meisje aan het woord dat haar toekomst alvast inkleurt. Waarom vanuit Een kinderspiegel? Omdat dat niet alleen haar beeld, maar ook haar voor-beeld is. In sprookjes vervullen spiegels wensen. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand… En het spiegelbeeld laat je niet alleen je uiterlijk zien, maar ook je innerlijk, want het spiegelt minstens elke ochtend en avond je zelfwaardering et cetera. Op jonge leeftijd wil je als geliefden zelfs een spiegel boven je bed; later wordt de behoefte steeds kleiner. Zelfs in Grimms beroemde sprookje kan de Koningin niet om de waarheid heen als de spiegel antwoordt dat zij mooi is, maar Sneeuwwitje duizend maal mooier.
Het meisje spiegelt zich ook, maar qua uiterlijk, zo lezen wij in haar kindertaal, toch liever niet aan wat zij om zich heen ziet aan spataders, onderkin, lange rimpels, vieze vette grijze pieken en stinkmond. En qua innerlijk graag zonder liegen of bedriegen. Haar wereld is nog maakbaar: geen sprake van verval – nou ja, vrolijke rimpels mogen: alleen wat kraaienpootjes om mijn ogen – en veel slagroom op de levenstaart, want voor een kind is genoeg nooit genoeg. Dus geen gedoe met beesten, maar alleen maar het plezier van een hond, drie poezen in bed, een geit die binnen mag en de hond op het kleedje. En verder hele leuke planten met veel bloemen en bovenal een hele lieve man die tamelijk beroemd is de hele dag en ook de hele nacht blijven wij alsmaar bij elkaar.
Laat haar nog maar voor-beeldig dromen. Want zoals Annie M.G. Schmidt dichtte: Dit is het land waar grote mensen wonen... Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.