woensdag 02 mei 2018
En toen ze vroegen wat ze later wilde worden
zei ze 'Graag invalide' en zag zich al,
benen onbeweeglijk in bruin-geruite plaid
door toegewijde man en bleke zonen
voortgeduwd, geen zegel zelf te plakken,
geen brief te schrijven, geen reis te maken.
Dan zou ze eindelijk echt vrij zijn
zo treurig kijken als ze wou, in winkels
voor haar beurt gaan, bij optochten
vooraan staan, geen mooie kleren aan
en elke avond zachtjes snikkend
zou ze zeggen heus niet om mij
maar om die last voor jou.
En beide zonen zouden altijd
bij haar blijven, hun leven
aan haar wijden en nooit
zou haar iets overkomen,
nooit, nooit zou ze slijten.
1968
Zeepost heette haar debuut en veel van haar gedichten laten zich ook lezen als een brief. Door haar geschreven in een ander land en nu door ons ontvangen. In die tussentijd gebeurt het en rijpen haar gedachten en ervaringen zich naar onze belangstelling daarvoor. We schrijven nog net niet terug, maar verlangen al naar nieuwe berichten om te lezen in een stoel of in het Beemdgras.
Dat is de tweede bundel, die verscheen in 1968. (Tussen haakjes en dus tussen haakjes: tijden zijn veranderd. Herzberg debuteerde toen zij dertig was en het vervolg liet vijf jaar op zich wachten. Zo doen we het niet meer. Zorgen dat je bij DWDD komt en met de tweede druk en de opvolger al binnen handbereik!)
Beemdgras. Doodgewoon gras. Judith Herzberg is geen dichter als de Vijftigers die alleen maar zochten naar het nieuwe. Zij zoekt het ongewone in de gewone dingen en zegt daar het hare van of stelt er vragen over:
Hoe is dat zo geworden
Van altijd komen slapen
Tot nooit meer willen zien?
Vraag heet dat gedicht en omdat ik het eerder opnam in deze rubriek (zie hier), kan ik er nu niet voor kiezen. Daarom het bovenstaande. “Er mag wel wat meer humor in, meneertje Sombermans”, klagen de cabaretiers die deze rubriek volgen. De dichters? Nee, daarover hoor ik hen nou net nooit.