zaterdag 28 april 2018
Er was hem ’s nachts iets overkomen,
het leek of hij gedwaald had en starnakel
in de kelder was beland waar hem
een diep geheim deelachtig werd.
Erna had hij zich teruggevonden bij de
tuinput die ging galmen van zijn eigen
stem maar wat hij sprak – als wartaal
klonk het, tot hij doornat van het zweet was
bijgekomen op de trap die naar de zolder
ging, maar lopen kon hij niet, hij leek
wel vastgenageld aan het hout en toen,
toen kwam zijn moeder uit de dood
getreden, was hij weer bij haar voor
zij stierf en zij zich ophief en in één blik
scheen te overschouwen wat bestond.
En of dat niet genoeg was, zag hij met
haar ogen hoe de wereld in elkaar stak.
2018
Voor de derde dag (zie ook hier en hier) Gebroken wit. Vandaag twee gedichten over de gestorven moeder, die de dichter zich herinnert in zijn dromen.
Hierboven een visioen: zijn moeder kwam uit de dood uitgetreden; hieronder, in het gedicht Enigma (wat raadsel betekent), vraagt hij zich af: hoe kwam zij binnen? Daar zit zijn roerloze moeder voor het open venster.
Hoe kwam zij binnen? Hij heeft de sleutel
in zijn hand. Het is zijn bed, zijn kamer,
zijn hotel dat hij zijn huis acht.
De handen om de naakte knieën
zit daar zijn roerloze moeder voor het open
venster. Er is te veel bloot aan haar, zal hij haar
toedekken? Als hij nadert, glijdt een lach over
haar gelaat. Zij merkt dat zij nog in hem bestaat
als toen hij haar ontdekte met een ander dan zijn vader.
Dat betrappen, als kind, van zijn ouders die seks hebben (met elkaar of, zoals hierboven, met een ander), is ook een thema in deze bundel. Daarover morgen.