woensdag 11 april 2018
Honger. Wie heeft de doden in de kerk gebracht? Het grote
bakstenen schip lijkt zich ternauwernood
drijvend te kunnen houden op de scheidslijn tussen
besneeuwde polder en stad. Rein en W voetballen buiten
op het voorplein met een zelfgemaakte bal,
een prop papier met touw erom. De lucht loodgrauw
boven de steenvlakte vol vuile sneeuw en afval.
W roept: de deur staat open, en ze sluipen
dicht langs de muur naar het gapend portaal.
Er liggen mensen in rijen langs de wanden,
tussen de banken ook, met lappen afgedekt,
voeten naar het middenpad. W ziet van een vrouw
stokdunne benen met gebarsten klompen.
Op haar buik een lege handtas, haar mond
een wasbleke O zonder tanden, ze kijkt
met matte zwarte ogen naar het dak.
Naast haar een meisje met doorzichtig vel,
een man, vogelverschrikker met vodden aan.
Achter in de hoek zijn de lijken opgestapeld. De jongens
vluchtten als door een zijdeur een kleine non
dekens komt brengen. Thuis in de kille werkplaats
schoenmaker De Louwere die op zijn zolder ’s nachts
naar de radio uit Londen luistert. Hij beschrijft aan
W’s vader hoe in de heuvels van Bastenaken
de laatste Duitsers zijn verslagen. ‘Maar één dag
reizen hiervandaan, jongen.’ Het is haast gedaan.
2018
Weer verder terug, in de bundel en in de tijd..
.
Geboren halverwege de jaren dertig. De dreiging van de Tweede-Wereldoorlog is al voelbaar, Met zijn twee broers deelt hij de jongenskamer; met vriendje Rein speelt hij op straat. Tijdens de oorlog begrijpt hij steeds beter wat de joden, ook uit zijn eigen buurt, overkomt: ze moeten onderduiken, worden gearresteerd… En hij ziet met eigen ogen hoeveel erger het nog is, maar hoort ook: het is haast gedaan.