maandag 02 april 2018
De bange man wil weten, hij graaft naar wat vroeger was
en zoekt houvast in wetenschap. Hoe spijkers de wetten kerfden,
leest hij op halfvergane kleitabletten uit verre oorden,
brokken sommen, verkochte koeien, zakken graan,
nooit in loze woorden, zoveel nieuwe manen, net zoveel dagen
werken voor een heer, meer wil hij lezen, meer.
Alleen gedichten over bijenteelt en de stekelige vlechtheggen
uit de Gallische oorlog kunnen hem bekoren. Poëzie is voor dromers,
niemand wil zijn dromen horen.
Bronnen klaterend als water, getuigen van draken aan de hemel
die verandering voorzeggen, een nieuwe tijd voorspellen,
perkamenten folianten waar opeens een levend mens verschijnt.
Vergezichten voor mannen zonder hoogtevrees,
watervallen storten naar beneden, rivieren
hollen kloven uit, langzaam maar gestaag,
hij leest in boeken van een leen dat is vergaan,
het bladgoud bladdert weg.
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu?
De bange man wil niet worden verleid door woorden die
hem verder lokken dan zijn nauwe blik bevatten kan. Door taal
die aan de luiken trekt, klapperend nieuwe vergezichten opent,
wappert, stormt.
Hij wil niet, wil wel. Hij vindt troost in nieuwe verzen.
Ten langen leste leest hij over liefde en verlangen.
Die nestas, wat unbidan we nu?
Iemand probeerde zijn pen. Iemand leest.
De bange man leest en begint een nest.|
2018
Als gezegd gaat de derde en laatste afdeling over de dood van haar moeder. Bovenstaand gedicht is uit de eerste afdeling, getiteld Bij Artis ruikt het net als thuis, die handelt over haar kindertijd en haar liefde voor dieren. De bange man leest en begint een nest. Daarmee duidt de dichteres haar oorsprong, want die bange man – het kan niet anders – is haar vader.
Kennen we de Oudnederlandse tekst nog, van omstreeks het jaar 1075? Daar werden de liefdesnesten al gebouwd: Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve jij en ik. Waar wachten wij nu op?