zondag 25 maart 2018
Doodgaan is alsof je een televisietoestel uitzet,
plotseling is alles weg. Wie een nieuwe jas koopt
draagt de oude jas ook niet meer. Vergelijk dit met
het feit dat reeds bij leven niemand alle kranten leest
waarin jij wordt genoemd, onthoudt op welke pagina
jouw foto in dat tijdschrift stond, luistert naar wat jij
op de radio hebt gezegd, ziet wat daar in de gids
van de zoveelste week over werd opgemerkt.
Er is geen overzicht
van waar je bent geweest, waarover je toen sprak,
van wat daarover allemaal werd geschreven.
Leven is gezien zijn, maar nooit alles
weten dat, hindert niet, vergeten.
Je hebt je licht geschenen.
Voor je het weet is je vlam gedoofd,
je rode kop geblakerd, afgestreken,
uit, verdwenen.
2013
Ik herinnerde mij dit gedicht van F. Starik, maar kon het niet terugvinden. Wist toch heel zeker dat het in een van zijn laatste bundels staat. Totdat ik dacht aan zijn nawoord in Door:
Ik heb u verteld dat ik een flauw grapje kan waarderen. Daarom heb ik het gedicht Zwaluw in de inhoudsopgave Säkerhets Tändstickor genoemd…
Ach ja, dat staat er op de luciferdoosjes van De Zwaluw. Dat F. Starik (pseudoniem van Frank von der Möhlen) 16 maart stierf aan een hartstilstand, da’s geen flauw grapje, maar realiteit.
Maandagavond jl. zou hij in Radio Kunststof (NPO-1) spreken over de poëzie van Menno Wigman (zie hier en hier en hier en hier en hier en hier en hier), vanwege de Ida Gerhardt-poëzieprijs die zaterdag 17 maart postuum aan Wigmans naasten is uitgereikt. Dat radioprogramma werd nu een hommage aan twee jonggestorven dichters: Wigman was 51 jaar; Starik ook pas 59 jaar.