Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 10 - Willem Jan Otten: Zorgvlied

zondag 11 maart 2018

Een ochtendlijke roeier slaat zijn vleugels uit
en slaat zich achterwaarts de Amstel op.

Als ik het hek door ga
hoor ik gekwetter,
maar ik verneem het niet.

Weer weet ik niet de weg,
het is alsof hij telkens ergens anders rust.
Er komt aan hem geen eind.

Windstil, een laatste dag van hoge druk.

Als jij het soms wil weten, pa,
ik geloof niet in voorbij de tijd.

Nooit ben ik voorbereid
op de gebeitelde paniek
als ik je vind.

De jaartallen, opa, oma,
broer Willie van drie,
de eerste die hier is gebracht,
een eeuw geleden zowat. En jij.

Waarin dan wel? Ik wist
dat jij het vragen zou,
als niet in mij bewaard in het vinyl
van eeuwigheid,
waar geloof jij mij dan heen?

Aan de overzijde van de sloot
wordt met een kettingzaag een boom geveld.

Je grafsteen ligt er picobello bij,
zij het wat verzakt, naar links,
er ligt een nieuweling langszij.

Pas als ik buiten aan het hek
mijn fiets ontsluit
daagt het mij dat wat ik hoor, heel hoog,
het onbesefte kwetteren moet zijn –

de zwaluwen vertrokken toen ik bij je was.

Geen eind kwam er aan jou,
precies in deze wenk.

Over de Amstel scheert de roeier naar het botenhuis.

2018


Ook in dit gedicht wordt er een boom geveld. Genadeklap, de titel van de bundel, heeft veel betekenissen, maar is aan deze zeker niet voorbijgegaan.

Ik hoor gekwetter, maar ik verneem het niet [...]. Pas als ik buiten aan het hek mijn fiets ontsluit daagt het mij dat wat ik hoor, heel hoog, het onbesefte kwetteren moet zijn – de zwaluwen vertrokken toen ik bij je was. Ook is er nog een roeier: die slaat zijn vleugels uit en trekt zich achterwaarts de Amstel op. Ook hij is zich bewust van zijn bestemming: terug naar het botenhuis.

Gedicht zonder al te veel geheimen, maar met heel veel mooie beelden, sferen. De dichter heeft zich nog niet met zijn vaders dood verenigd. Zelfs letterlijk: Weer weet ik niet de weg. Het is alsof hij telkens ergens anders rust. Er komt aan hem geen eind.

Morgen een laatste keuze uit deze bundel, maar die blijft binnen handbereik, want ik ben er nog lang niet mee klaar. Er komt aan hem geen eind. 

Archief 2018