zaterdag 03 maart 2018
Nieuws van je heb ik niet.
Je foto stilstaand.
Zoals het regent zonder te regenen.
Zoals ik van schaduw lichaam terugkrijg.
En zoals we op een dag elkaar zullen ontmoeten
daarboven.
In een of andere ijlte dichtbegroeid
met schaduwrijke onverwachtingen
en altijdgroene omhaal van woorden.
Als tolk van het hevig
zwijgen dat we zullen voelen
- geëvolueerde vorm van de hevige
roes opgeroepen door een ontmoeting
hierbeneden – zal een lege ruimte komen optreden.
En dan zullen we ons mee laten slepen
door een hartstochtelijke onherkenbaarheid
- geëvolueerde vorm van de omhelzing
uitgevoerd door de ontmoeting hierbeneden.
Ja we zullen elkaar ontmoeten. Inadembaar, verborgen
voor de aantrekkingskracht. Onder een stortregen
van stormachtig gebrek aan zwaarte. Op een of ander
uitstapje misschien van het eindeloze naar het oneindige;
bij de uitreikingsplechtigheid der verliezen aan het bekende
wegens zijn grote verdiensten voor het onbekende;
als genodigden op voortbestemmingssterrenschijn,
op allerlei pauzevertier voor oplosbaarheidslievende
doelen en voormalig grote
afscheidsbetekenissen van hemels.
Alleen zal dit gezelschap van afstanden
niet in zo’n goed humeur zijn, onvrolijk
al maakt ook het niet-bestaan zich vrolijk uit het niets.
Misschien omdat de ziel van het gezelschap daar ontbreekt.
Het vlees.
1988
Vervolg van het gedicht van de Griekse dichteres Kikí Dimoulá, opgedragen aan haar overleden echtgenoot. Zij troost zich met het feit dat ze op een dag elkaar zullen ontmoeten
daarboven. Ja we zullen elkaar ontmoeten. Morgen het derde en laatste deel.