donderdag 14 december 2017
[Beluister hier]
ik was ik dacht
ik had ik deed
ik gaf
ik hoopte ik wist
niet wat ik zag
geen weg terug
ik wilde niet
ik ging ik ben gegaan
dit is nu ben ik
alleen zoals
ik ben
geweest
kan ik dit beschrijven
durf ik het
vrouw van vijfendertig
- papa brengt de kinderen nog naar oma
mama rommelt wat in de tuin -
welke overwegingen?
dan ruimt zij niet de tafel af
laat de was aan de lijn
de stoel verschoven, het tijdschrift open
loopt de trap op
langs de babykamer, langs
de ouderlijke slaapkamer ook
- het bed niet opgemaakt -
zaterdagochtend, geen moment voor zulke
vastberadenheid
de trap op naar de zolder
de trap op naar zolder
werpt om balk
- is het touw en lag dat daar? -
knoopt met vrouwelijke vingers
onwrikbare knoop, onwrikbaar besluit
wie verzint zoiets? die niet
terugdeinst, zonder paniek
zonder haasten ook
een stoel bijschuift
daarop gaat staan
- welke schoenen, aarde nog daaronder? -
die afstapt.
al deze vragen
ik was ik dacht
ik had ik deed
ik gaf
ik hoopte ik wist
niet wat ik zag
geen weg terug
ik wilde niet
ik ging ik ben gegaan
dit is nu ben ik
alleen zoals
ik ben
geweest
1996
Lied uit het theaterprogramma waarmee Stijn van der Loo’s gezelschap Intermezzo in seizoen 1996-1997 tourde. Ik kreeg het van hem aangereikt voor mijn bloemlezing met liedjes over de dood, getiteld We gaan gelukkig dood (1997). Op mijn verzoek nam Stijn het toen op, zodat wij het ook op de gelijknamige cd konden zetten. Dat is de opname waarnaar te linken is en die nu dus op YouTube staat. `
Ik was ik dacht staat in de bloemlezing in de rubriek Soms heb je het gevoel dat alles zinloos is. Gedachten over zelfmoord. In de inleiding schrijf ik:
De 35-jarige vrouw heeft haar daad goed voorbereid, laat haar klaarblijkelijk jonge gezin – er is een babykamer – achter zich en stapt vastberaden uit het leven.
Stijn zelf zegt er nu over:
Ik was ik dacht schreef ik naar aanleiding van de dood van een vrouw die ongeveer net zo oud was als ik en die een van mijn buurmeisjes was in onze tienerjaren. Ik heb zelfs weleens wat met haar gekust, onschuldig, maar toch. Ze was de oudste dochter in een gezin van vier, twee meisjes en twee jongens, en ik kon me moeilijk iemand voorstellen die levendiger en liefdevoller was dan zij. Later hoorde ik wel van haar man dat zij deze zeer heftige aanvallen van depressie al lang en veel vaker had. Tegenover ons, die stomverbaasd waren was hij die zei: was het niet vandaag dan was het morgen geweest.
Het is zo onvatbaar dat ik heb geprobeerd mij voor te stellen hoe dat moet zijn gegaan, op een gewone zaterdagmorgen, zo'n gang naar zolder, heel sec en secuur. De overpeinzing van het eerste en laatste gedeelte is los van dit verhaal ontstaan, eigenlijk als een technische oefening: weifeling uitgedrukt in tekst: twee stappen vooruit, één stap terug.
Toen ik de tekst had geschreven las ik hem voor aan een paar mensen. De één vond het een taboe waarover je niet mocht schrijven, maar ik wist toen niet dat zij zelf zoiets had meegemaakt met haar eigen moeder, en een van mijn zangcollega's vroeg me het alsjeblieft niet op cd te zetten. Toen kwam jij met je themaboek en -cd We gaan gelukkig dood voor Bulkboek en stond het daar ineens bij. Een dierbaar lied en, als ik het nu na lange tijd weer eens terughoor, omdat ik er een YouTube-filmpje van maak, vind ik het ook heftiger dan toen ik het maakte. Wat blijft is de verbluffing: wat een raadsel zijn we toch, wij mensen.