zaterdag 18 november 2017
De meeste mensen gaan ’s avonds graag slapen.
Steden als Antwerpen werken en feesten de halve nacht door.
Bezeten machines bezitten geen bed.
Ik denk dat ik slaap en besef dat ik droom.
En hese schepen en schoolgaande kinderen komen hierboven
de kamer binnen om ons te beginnen.
De schemering oefent haar ijzersterke, klassieke muziek
van treinen, havenkranen en trams,
de katholieke schoonheid van de torenklokken.
Het is me gelukt in die zingende sleur
van ’s ochtends op te staan. Ik kon dat vandaag niet alleen.
Zij slaapt nog maar hoort me graag wachten op ons.
En dan gaat zij bloot als een pasgeborene
naar de gigantische spiegel ons paar in het stadsbeeld bekijken.
Haar oogopslag kust me. Heel Antwerpen blauwt.
2017
Een nieuwe poëziebundel van Leonard Nolens (zie hier) is altijd iets om je op te verheugen. Balans heet zijn nieuwste, want hij maakt, nu zeventig jaar oud en bijna vijftig jaar schrijver, een balans op. Hij kijkt terug op zijn kinderjaren, de drift voor het dichterschap – zeer tegen de zin van zijn ouders in – en op zijn teruggetrokken bestaan. En hij schrijft over het verliezen van dierbaren, zoals zuslief Hilda, het ouder-worden, maar ook, als altijd, over de liefde.
Ik heb de bundel pas sinds vandaag onder handbereik en beloofde gisteren de komende dagen alleen over de liefde te schrijven. Vandaar de keuze voor dit gedicht. Kan betekenen dat ik, door die belofte, morgen een andere dichter citeer. Maar op Nolens' opgemaakte Balans – rond zijn kinderjaren, dat dichterschap, die dierbaren, de ouderdom… - kom ik binnenkort zeker terug.