zondag 22 oktober 2017
het is gek als je een kind bent
en met andere kinderen speelt
jullie lachen en al ben je klein je weet
dat je deze dag altijd zult onthouden
het wordt nog gekker
als iemands pedovader
wakker wordt
de kamer in loopt waar jullie aan het spelen zijn
zijn lul uit zijn broek haalt en zegt
doe je ogen dicht en steek
je handen uit
hij trekt zich af
en giechelt zachtjes
klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof
terwijl zijn sperma over onze handen spat
2017
Rauw-tedere poëzie van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer (1981). Het gedicht komt uit haar derde (door Alfred Schaffer) in het Nederlands vertaalde bundel, getiteld Mammie. Achterin staan ook alle oorspronkelijke gedichten.
Mammie is een requiem voor de overleden moeder van 59 jaar en daarmee ook een terugblik op de woeste jeugd van een kind dat opgroeit in een gevaarlijke buitenwijk van Kaapstad. Met een moeder die er alleen voor stond en die er toch in slaagde om, door allerlei rotbaantjes aan te nemen, de eindjes aan elkaar te knopen. Maar daardoor is zij er niet altijd om bescherming te bieden aan de dochter van wie de zus aan de drugs is en vermist raakt en van wie de beste vriendin is ontmaagd door haar stiefvader:
[…]
op een dag zaten mijn beste vriendin en ik
op de hoek van de straat te praten
ze vertelde me dat ze ontmaagd was
door haar stiefvader
ik vroeg haar wat ze nu ging doen
toen keek ze me aan en zei kweenie
maar ik ben nu toch al vies
dus ik kan er net zo goed
mee doorgaan…
Nu is Mammie dood en de dochter zegt:
al wat ik terug wou hebben
was het blauw van de zee
het groen va de winter
het geel van de zon
de afstand van de maan
het water van de regen
de klank van de wind
mijn plekje achter moeders rug
Hoe treffend: in die onveilige wereld terugverlangen naar my plek agter my ma se rug.