donderdag 12 oktober 2017
Kijk en beluister hier
Als ik kom aangereden, staat hij al op het pad.
Een veel te grote regenjas, zijn grijze haren nat.
Hij zwaait en lacht, wijst aan waar ik de auto moet parkeren;
het is en blijft een directeur: hij houdt van dirigeren.
'k Stap uit en buig voorover, ik kus hem op de wang;
het blijft een raar verhaal: we waren vroeger even lang.
Nu is-tie een kop kleiner, dunner ook en pezig,
behalve dan zijn oren, die zijn prominent aanwezig.
M'n vader is een haas, kijk, daar loopt-ie door het veld.
M'n vader is een haas, waarom heeft niemand dat verteld?
Nu snap ik waarom ik altijd graag buiten wilde zijn
en nooit een hamster ambieerde of een konijn.
Mijn vader is een haas.
We doen een vochtig rondje tuin, hoogpotig door het gras.
Binnen ruikt het als vanouds; ik help 'm uit zijn jas.
"Koop toch eens een nieuwe, pap, die jas is echt te groot."
"Ach kind, het is de moeite niet: ik ben al bijna dood."
Humor heb ik dus van hem en ook die kop met haar
en liefde voor natuur en lekker eten en elkaar.
De mantelzorg zet koffie; dit moet per se met de hand:
het is en blijft een regisseur, dwingend en charmant.
M'n vader is een haas, kijk, daar loopt-ie door het veld.
M'n vader is een haas, waarom heeft niemand dat verteld?
Nu snap ik waarom ik altijd graag buiten wilde vrijen,
niet tussen klamme lappen, nee, bloemetjes en bijen.
M'n vader is een haas.
Eerst drinken we dus koffie en daarna rode wijn
bij zelfgeplukte cranberries en biefstuk van wildzwijn.
We discussiëren heftig over bijvoer en de jacht;
wat nou Nieuwe wildernis? Daar wordt natuur verkracht.
We slijpen onze messen, we schenken nog eens bij;
het is een heerlijk avondje voor vader haas en mij.
Hij vindt mij te genuanceerd; ik vind hem fanatiek:
een uitgesproken alfaman, vermengd met oude chic.
M'n vader is een haas met een groot gehoororgaan;
het groeit nul-komma-tweeëntwintig milimeter aan.
Per jaar komt dat erbij, je hele lange leven!
Ik snap het niet, maar 't is een wetenschappelijk gegeven!
M'n vader is een haas.
.....
En wéér moet ik parkeren, dit keer moederziel alleen
en nu ook vaderloos: hij haalde honderd en ging heen.
Ik kijk hoe hij ligt opgebaard, vredig op z'n bedje;
twee hele grote oren met ertussen een skeletje.
Vroeger keek ik naar hem op, nu kijk ik op hem neer.
Zelfs nu hij niet meer adem haalt, blijft hij een echte heer.
Ik maak een diepe buiging, kus een koude wang;
lang zal-ie leven en hij leve lang.
M'n vader is een haas. Hij is niet dood, hij leeft
in alles wat twee oren en vier hazenpoten heeft.
Ik zie hem rennen door het veld, hij springt over een sloot;
stipje in de verte, oren immer groot...
2016
Zie dit logboek. Wordt vervolgd!