vrijdag 29 september 2017
De seizoenen keren telkens terug, zei ze, maar wat gebeurt er
met de jaren?
hoe verder je ze achter je laat, des te moeilijker
blijken ze van elkaar
te onderscheiden, de tijd die rest
is al aangebroken
een dromer als jij oriënteert zich het liefst
op de wolken, op hun onverwisselbare, veranderlijke
gedaanten, terwijl de herfstwind
kopzorgen en hersenspinsels verjaagt
en van weemoed de essence
meevoert
toch kan het de slepende, aardse schaduwen
niet negeren, het rusteloze gevoel niet
wegnemen, het veelbetekenende noch het simpelste
louter aan toevalligheden overlaten
er zijn rozen die door de eerste nachtvorst
heen bloeien en pas met het vallen
van de sneeuw verwelken - in de leegte van zulk uitgebleekt
licht vind je, wie weet, de weg
naar vergeten of vergeefs herinnerde
gebeurtenissen terug
vervormd wellicht maar nog net thuis te brengen -
ook het verleden is niet te voorspellen
zo onachterhaalbaar als de dagen vanzelf
in de vorige overgingen wanneer je 's ochtends tegelijk
met de slaap een paar droombeelden
uit je ogen wreef, beseffend dat wat je ontglipte
je steeds weer, iedere keer
anders, ontschoot
we bestaan bij de gratie van herhalingen
die zich nooit volstrekt identiek
voordoen en van onthullingen, te eenmalig bijna
om waar te kunnen zijn
vroegere adressen en maar zelden
enigerlei nagezonden post
zouden alle verlaten, zonder haast voortlevende vertrekken
zich ons, de in kleren, in kleerscheuren
achtergebleven geuren heugen, de klank, cadans
van onze stemmen, het ritselende
gebladerte voor de wijdopen ramen dat we gewoon
ons lover noemden
en de straten, de portalen, hebben zij soms
ondertussen de echo's van onze voetstappen bewaard
als ze niet weten konden
waartoe die moesten leiden?
langzaam kruipt de schemer uit het dal omhoog
en lijkt even op de nevel boven de rivier
te drijven, verliest zich dan in duisternis en onbegrepener
mysteriën - er is niets
uiteindelijk dat je verlangen
stillen kan
alsof landschappen, zeeën en buitenwijken
van steden een antwoord weten
speuren je wolkenluchten de horizon
ononderbroken af
maar onder geen beding zullen eerdere plekken
nog met hun ogenblikken samenvallen -
2016
Vaak plaats ik in een bijdrage van deze rubriek een fotootje met alle boeken van de dichter in de collectie van Frank Verhallen. Bij Hans Tentije (1944) zou het een leeg beeld zijn geweest, want er staat niets van hem in mijn rijkgevulde boekenkasten. Dat zegt meer over mij dan over hem, de kersverse winnaar van de Constantijn Huygens-prijs. Maar wat het dan over mij zegt, weet ik niet, behalve dat ik mij nooit goed in hem en zijn toch al zo'n twintig dichtbundels grote oeuvre heb verdiept. Geen afkeer, geen desinteresse - in tegenstelling tot honderden van zijn collega's gewoon aan mij voorbijgegaan. Ik schaam mij diep.
De toekenning van die prijs was de reden om zijn laatste bundel, getiteld Om en nabij (2016), te kopen en inmiddels ook Hoe het komt. Gedichten 1994-2010. Mooie poëzie! Hij doet mij vaak denken aan Gerrit Kouwenaar (zie hier en hier en hier en hier en hier en hier en hier en hier), al is Tentijes poëzie minder hermetisch, niet zo gesloten. Beelden uit bovenstaand gedicht en al helemaal het gedachtestreepje aan het slot ervan zijn zelfs rechtstreekse verwijzingen naar Kouwenaar, aan wiens nagedachtenis hij een ander gedicht opdraagt, Dat is voor een later moment.