vrijdag 25 augustus 2017
Kriek, die heel den zomertijd
Zich met zingen had verblijd,
Zag met schrik de herfst verschenen:
Zelfs geen wormtjen, wáár ze zocht,
Dat den honger stillen mocht...
Mier zal wel een kruimtjen leenen
Uit haar volle voorraadschuur!
Kriekjen loopt naar miertjen-buur:
"Help," zoo sprak zij, "tot de lente
Mij grootmoedig aan de kost!
Woord van eer, dat schuld en rente
Binnen 't jaar zijn afgelost."
Maar, wat mier te wenschen liet,
Leenen was haar zwak juist niet.
"Ei, wat hebt gij," ving zij aan,
Heel den zomer toch gedaan?"
"Wel, ik heb uit al mijn macht
Trouw gezongen, dag en nacht."
"Trouw gezongen," zei de mier,
"Wel, dat doet me groot plezier.
'k Heb een goeden raad voor u:
Zingen deedt ge? Dans dan nu!"
Wees niet zorgloos! Als ge ziet,
Egoïsten helpen niet.
"Goede raad?" - Och, lieve man,
Goede raad, wie eet daarvan?
1871
Krekel heeft de hele zomer gezongen en verzuimde een wintervoorraad aan te leggen; als hij in de herfst bij buurvrouw Mier gaat aankloppen om wat graan te lenen, wijst die hem de deur. Wie heeft hier eigenlijk ongelijk? Je kan desgewenst concluderen dat Krekel beter had moeten weten en het slachtoffer wordt van zijn eigen onvoorzichtigheid; hij had een voorbeeld kunnen nemen aan Mier en vooruitziender en ijveriger moeten zijn! Anderzijds toont Mier zich bepaald harteloos: in een wereld waar het 'spijzen' van de hongerigen nog een werk van barmhartigheid heette, had ze zich milder mogen tonen. Gaat de fabel over luiheid of over gierigheid?
En dan begint de uitleg pas! Prachtig boek: De wereld van La Fontaine. Fabels & Frankrijk in de 17e eeuw, geschreven door Paul Pelckmans, hoogleraar Franse en algemene literatuur aan Universiteit Antwerpen.