donderdag 24 augustus 2017
We staan ongemakkelijk naakt in de woonkamer
ze zegt dat aanraking went in onze huid in onze kuilen
we vallen altijd samen, handen in elkaar
en lippen stukgebeteren, kauwend op de kiezels en verhalen
die we in onze schoenzolen vergaren, we maken ze tot cement
om hangbruggen naar elkaar te spuwen
stappen op kousenvoeten achteruit om de oversteek te rekken
Er zweeft zoveel vlies tussen ons in dat we het schuren zijn verleerd
schaafwonden wennen, littekens roze en week gedijen in ons spiegelbeeld
's ochtend wanneer slaapzand korrelig in onze ooghoeken ligt opgespaard
na een nachtje tranen in de bezemkast om liefde die we verspeelden
er is altijd het verdriet, altijd het grieven en het went
We pulken aan de korsten van onze mislukkingen om nasmaak te proeven
om te zien of anderen soortgelijke figuren in hun oppervlakte krassen
en of ze naadloos op de onze passen, we hoeven niet uniek te zijn, zegt ze
zolang er maar genoeg licht afbuigt op de stolp waarin we onszelf aanbidden
en we genoeg klanken kunnen vangen om na te bootsen
Er is altijd het schreeuwen in de nacht, het tieren als de gierende banden
van een slippende truck en de remsporen als twee evenwijdige kronkels
op ons trommelvlies geschroeid, want in haar slaap ziet ze vreemde mannen
ze belegeren het bed met slechte adem, en zij krijst
want haar dromen zijn verboden terrein voor iedereen die niet ruikt
naar een vaderfiguur, met lege ogen graait ze in het rond
tot ze een lichaam vindt
er is altijd het troosten maar het went
Ze zegt dat alles went, ons zwijgen went
zolang we resoneren, zo wennen we trillend aan elkaar
zelfs mijn handen om haar taille, zelfs deze stilte
die met een goed gemikte zonsopgang te breken is
zelfs de regen in haar ogen die nog vallen moet
zelfs het afscheid went
2016
Nog een gedicht uit Waanzin went niet: het titelgedicht. Gisteren plaatste ik de tekening van de voorkant. Geslachten samengesmolten, maar hoe je ook kunt kijken: voor de rest zijn die twee lichamen zo ver mogelijk van elkaar verwijderd. Dat ongemak - aantrekken en afstoten - kenmerkt veel van de liefdesgedichten in deze bundel.
Ik koos dit titelgeicht ook omdat Greyson zich spoken word performer noemt. Dit is typisch zo'n gedicht dat zich uitstekend leent om voor te dragen, waardoor ik opeens ook de ronkende woordkeuze met veel assonantie begrijp. Probeer het maar eens; het wordt een ander gedicht: taal in plaats van betekenis.
Intussen blijft het ongemak:
Ze zegt dat alles went, [...]
zelfs de regen in haar ogen die nog vallen moet
zelfs het afscheid went