woensdag 23 augustus 2017
Altijd maken we lussen
vormen een op bed liggende acht
met onze armen en vingers verslingerd
in een wirwar van huid en haar
die nog net geen kluwen is
We haken vast in het snijpunt
we liggen daar, lijken loodrecht op elkaar
met onze buiken en borsten bol geblazen
onze ruggen hol en krom getrokken in haarspeldbochten
We klimmen langs flanken omlaag
grijpen weg van elkaar zoals takken naar water
maar dan andersom, wijdbeens naar het zonlicht reikend
in een verstilde daad van lenigheid
We kruisen, vloeien van pool naar pool
stromen in een oneindige kringloop van zuchten en hijgen
Daar leren we zwijgen op kosmische schaal
daar hebben we geen lucht meer nodig om ons te geleiden
Altijd zijn we nietig en klein
soms weten we bijna zeker dan we onmetelijk zijn
2016
Ik koos voor dit gedicht van de Antwerpse dichter en perfomer Max Greyson (1988) omdat het omslag van zijn debuutbundel (gemaakt door Carmien Michels) rechtstreeks naar de eerste strofe ervan verwijst. Draai maar: een op bed liggende acht.
Greyson deed in 2015 mee aan het Nederlands kampioenschap Poetry Slam en werd tweede. Van jurylid Ilja Leonard Pfeijffer had hij mogen winnen. Die bracht hem meteen in contact met uitgeverij De Arbeiderspers, die in 2016 Waanzin went niet uitbracht.
Pfeijffer mocht ook op de achterflap geciteerd: Hij is een echte dichter, virtuoos en talig. Talig is Greyson zeker, maar toch ingetogen, voorzichtig en zeker minder virtuoos dan Pfeijffer zelf. Dat mag ook: Greyson is nog geen dertig. Maar toch gek dat ik de vurige passie, de goede seks mis.
De echte dichter fascineert mij nog het meest. Er schuurt iets in zijn poëzie, met name in zijn liefdesgedichten. Er lijken grote spanningen te zijn tussen jonge geliefden die toenadering tot elkaar zoeken en die ook weer verwerpen. Een crisis lijkt overwonnen - in een ander gedicht: We zijn nog niet half rechtop gekropen -, maar nu wil hij beminnen en controleren. Op het benauwende af zelfs.
Pff. Ik denk dat dit een vervolg krijgt...