maandag 21 augustus 2017
Hij had andere verkering
en heeft haar naar huis gebracht,
na een feestelijke kermis,
door de weiden van de nacht.
Wat er toen precies gebeurd is,
werd ons nimmer toevertrouwd,
maar ze trouwden na drie maanden
en zijn zestig jaar getrouwd.
Toen hij als een goed verliezer
naar 't stadhuis ging met de bruid,
hield zij steeds als camouflage
haar bos bloemen voor haar buik.
En al zijn de ooggetuigen
nu al dood of heel erg oud,
dat ze lachten in hun vuistje
dat is iets wat men onthoudt.
Als er iemand nu zou vragen:
was er liefde in het spel?
Ach, hij heeft haar nooit geslagen,
dus misschien een beetje wel.
En ze hebben in die jaren
een bestaantje opgebouwd,
wat niet iedereen kan zeggen -
zestig jaar getrouwd.
Ze zijn bijna aan het einde
van dat ene avontuur,
dat één nacht had moeten duren,
maar al zestig jaren duurt.
Komt een kleinzoon met zijn meisje,
dan krijgt oma het benauwd,
omdat ook die generatie
weer voor zestig jaren trouwt.
1972
De logboeken van deze week (zie hier en hier) deden me denken aan bovenstaand gedicht, afkomstig uit Wilminks derde bundel, getiteld Zeven liedjes voor een piek (1972). Wieteke van Dort zong het (op muziek van Harry Bannink) op haar LP Een fraai stuk burengerucht (975), genoemd naar een regel uit een ander lied: Angst voor geluk.
Wieteke van Dort zong overigens maar drie coupletten: het derde en vierde schoof Willem Wilmink in elkaar en hij wijzigde en verplaatste een regel. Natuurlijk behield hij de rijmklank out, waarmee immers ook de zesde en achtste regel van de andere coupletten eindigen:
Als er iemand nu zou vragen:
was er liefde in het spel?
Ach, hij heeft haar nooit geslagen,
dus misschien een beetje wel.
Ze zijn bijna aan het einde
van dat ene oponthoud,
dat één nacht had moeten duren -
zestig jaar getrouwd.