vrijdag 30 juni 2017
Ten dage dat ik oud zal zijn,
hoop ik in vrede dood te gaan,
zonder daarna verplicht te worden
in een vreemde buitenaardse orde
als een ontheemde ziel te moeten voortbestaan.
Want sterven ook de bloemen niet
en gaan ook niet de vogels dood?
Hoe zal het mij dan zijn gegeven
eindeloos maar voort te blijven leven,
totaal van alle ruimte en van tijd ontbloot?
Wat is dat voor een hoogmoedswaan
waarmee de mens zichzelf verheft
boven de sterren en planeten,
boven wat hij na vermag te meten,
terwijl hij nog niet eens zijn eigen plaats beseft?
Ten dage dat ik dood zal zijn,
leg mij dan in de koele grond,
liefst zonder kist en zonder kleren,
zodat ik in vrede weer kan keren
één zijnde met het al waaruit ik eens ontstond.
1974
We gaan gelukkig dood bevat 75 literaire liedteksten,, met welk aantal we ongeveer uitkomen bij de gemiddelde levensduur van de Nederlandse man en vrouw, schrijf ik in de inleiding van de in 1995 verschenen bloemlezing met liedjes over de dood (zie publicaties). Aanvankelijk was het mijn bedoeling precies honderd liedteksten op te nemen, aangezien de levenslijn van nul naar honderd loopt, maar zoveel ruimte werd mij uiteindelijk niet geboden.
Vandaag koos ik voor deze dagelijkse rubriek een van de vijfentwintig liederen die afvielen om de verzameling terug te brengen van honderd naar vijfenzeventig: Ten dage van Jules de Corte (1924-1996).
Jules de Corte (zie hier en hier en hier) is met vijf teksten uiteindelijk nog ruim vertegenwoordigd in de genoemde bloemlezing en ook in deze rubriek komt hij vandaag al uit op vier. Zijn totale oeuvre is geschat op zo'n drieduizend liederen, waarvan er slechts een kleine tweehonderd zijn uitgegeven in boekvorm of, in eigen of andersmans uitvoering, op geluidsdrager. In 2005 verscheen, in de Pluche-reeks van Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, een bloemezing met de teksten van alle vertolkte liedjes. Titel: Ik zou wel eens willen weten - eigenlijk een beroerde uitgave, omdat veel coupletten in elkaar zijn geschoven om ruimte te winnen. Daarmee geef je teksten niet de eer die zij verdienen.
Ten dage verscheen op Miniaturen, uit 1974. Die grammofoonplaat geldt als een van zijn beste en meest geëngageerde, met ijzersterke liederen rond vooral het vraagstuk van het geloof, gerelateerd aan levensvraagstukken als homoseksualiteit en de kerk als instituut:
Men zegt: waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen,
maar voor de buitenbeentjes is dat toch niet waar.
Wij hebben nooit meer een bericht van thuis gekregen,
maar zijn gelukkig, heel gelukkig met ellkaar.
(Uit Romeo en Julio.)
Hoe kan de kerk nog steeds beweren dat de mensheid is gered,
terwijl de hele theorie eenvoudig nergens blijkt te kloppen.
Er is geen God meer en geen duivel om je achter te verstoppen;
er is geen macht in het heelal die ons de ondergang belet.
We zullen het samen moeten doen of we gaan samen naar de knoppen.
(Uit Aan Luther en de anderen.)
In het eveneens van deze grammofoonplaat afkomstige Als je overmorgen oud bent (wèl opgenomen in We gaan gelukkig dood) vraagt De Corte zich hardop af wie er bij de mens zal zijn op de avond van zijn dood:
Als je overmorgen oud bent,
zo oud dat je oren tuiten,
wie helpt dan je neus te snuiten
en wie helpt je op te staan?
En wie zal je ogen sluiten
als ze niet vanzelf dichtgaan?
In Ten dage gaat hij nog één stap verder, dus over de dood heen. Nadenkend over zijn eigen einde wenst hij zich geen eeuwig leven en een Hemel, maar dezelfde gang als alles wat leeft. Hij geeft aan wat zijn achterblijvers daarom te zijner tijd met zijn stoffelijk overschot moeten doen. Troost jezelf niet met mooie gedachten over het hiernamaals, stelt hij, maar geef deze dode zijn plaats terug door hem te begraven zonder kist en zonder kleren, zodat ik in vrede weer kan keren één zijnde met het al waaruit ik eens ontstond.