zaterdag 03 juni 2017
Het zal wel donker zijn, en stil, als je er niet meer bent.
Misschien zo stil en donker als het ademloos moment
waarop het zaallicht dimt voordat de film begint,
dat ogenblik. De hele eeuwigheid. Misschien.
Maar als je droomt dat je een vlinder bent,
kun je evengoed een vlinder zijn
die droomde dat hij mens was.
Je mag dit nooit vergeten. Op een dag
kust een van ons de ogen van de ander dicht
en moet dan weten: dit is louter pauze totdat alles
weer opnieuw begint. Jij en ik - geen stof, maar licht.
2002
Ingmar Heytze (1970) is de jongste dichter in de bloemlezing met doodslyriek en daarom mag hij Het laatste anker afsluiten. Dat doet hij met bovenstaand gedicht.
Over zowel de dichter als die bloemlezing schreef ik al eerder. Ik zie er wel een uitdaging in om de komende week in deze rubriek alleen maar lichtvoetige verzen als het bovenstaande op te nemen: licht van vorm, bedoel ik dan, niet per se van inhoud. Light verse heet dat genre, maar voor sommigen is anekdotische poëzie ook al te licht van toon.
Ik kwam op dat idee door het gedicht van Cees Nooteboom van gister, die toch echt op cabaretiers doelt als hij geringschattend schrijft: In mijn gedichten valt weinig te lachen. Daar hebben we andere mensen voor, die uit gebrek aan taal een spraakgebrek nadoen.
Cees Nooteboom was, lang geleden, getrouwd met Liesbeth List. In een interview in Vrij Nederland verzuchtte zij, na hun scheiding, dat hij weliswaar mooi kon schrijven, maar dat zij wist hoe hij in werkelijkheid was. Kijk, dat vind ik nou om te lachen.