donderdag 01 juni 2017
Je stond onbeweeglijk
In tranen op 't perron
Toen ik klein was
In de trein naar het noorden
We keken elkaar na
In de ondergaande zon
Toen ik klein was
In de trein naar het noorden
Onbewust besefte ik
Dat het nu voor mij begon
Hoewel ik klein was
In een trein naar het noorden
Ik zong ons slaapgebedje
Zo hard als ik maar kon
Omdat ik klein was
In een trein naar het noorden
Ik viel onbeheerd in slaap
In de schoot van een wagon
Toen ik klein was
In de trein naar het noorden
Je staat voor mij nog steeds
op een wegstervend perron
Omdat God ons gebedje niet verhoorde
1974
Het is 1939. Ramses is zes jaar oud en zijn moeder zet hem op de trein naar het noorden. Over het waarom vertelt Ramses Shaffy (1933-2009) tegenstrijdige verhalen; over de impact van die gebeurtenis bestaat maar één lezing: dit lied.
Sylvester Hoogmoed schreef in 2011 de biografie van Ramses Shaffy, getiteld, naar zijn devies: We zien wel! Kort na die publicatie kreeg de uitgeverij een koffertje bezorgd met brieven, prentbriefkaarten, krantenknipsels, politierapporten en meer informatie die aanleiding gaven voor een tweede biografie: De moeder van Ramses. Leven als een losbandige Tsarendochter. Niet over hem dus, maar over haar:
Na de Russische Revolutie belandde ze via nogal wat omzwervingen in Egypte. Vervolgens frequenteerde ze de duurste hotels aan de Côte d'Azur en in Parijs, een spoor van openstaande rekeningen en ongedekte cheques achter zich latend. Na Frankrijk te zijn uitgezet, zette ze haar leven op grootse voet voort in België en Zwitsterland, gesteund door de uitstekende connecties die ze had in de hoogste kringen en vooral door haar onverwoestbare flair.
Die biografie verscheen de afgelopen week en ligt bovenop de leesstapel. Minder om haar en meer om hèm beter te leren kennen: die bohémien met zoveel trekken van die moeder, maar bovenal dat jongetje van pas zes zonder haar op weg in de trein naar het noorden.
Mooiste zin: ik viel onbeheerd in slaap. Niet onbeheerst uit vermoeidheid, maar onbeheerd: losgelaten door die warme moederarmen en overgeleverd aan een andere, opeens kille schoot, die van een wagon. En prachtig die slotregel: na vijf keer dat herhalende rijk rijm noorden, moet er iets gebeuren. Dat was God, die ons gebedje niet verhoorde.