zondag 21 mei 2017
Soms, 's avonds, staat mijn vader in de kamer.
Vreemd oud geworden, haast vel over been.
'Slapen ze, Stientje en de jongens?' 'Ja, hoor.'
(Zij mogen hem niet zien.) Hij zucht tevree.
'Maken ze 't goed? Geen zieken?' 'Nee, geen zieken
gelukkig. Alles prima.' Hij glimlacht,
klein op een puntje van de bank, zijn benen
nog korter dan toen hij een jongen was.
We praten niet, maar 'hou je taai, hè', knikken
we als vroeger. 'k Ga weer eens. Dag knul.' Hij staat
nog even voor mijn moeders jeugdfoto.
Het tuinhek piept. Ik luister naar zijn stappen,
die vederlichte, bulderende stappen
van iemand die terug moet in de dood.
1978
Vandaag maar eens een dubbele boekentip voor iedere poëzieliefhebber.
Koen Stassijns en Ivo van Strijtem - beiden uit 1953 en beiden dichter, vertaler, bloemlezer, docent en Vlaming - zijn de samenstellers van die fraaie poëziereeks De mooiste van... Die bestaat inmiddels uit zo'n vijftien, steeds aan één dichter deeltjes. Daarin brachten zij, veelal zelf vertaald werk samen van onder anderen Bertolt Brecht, Emily Dickinson, Heinrich Heine, Pablo Neruda en William B. Yeats.
Die namen komen we ook tegen in de twee boeken die op mijn werktafel altijd binnen bereik liggen: hun imposante bloemlezingen Liefdes werk (2001) en Het laatste anker (2003), met elk vierhonderd pagina's gedichten over respectievelijk de liefde en de dood. De boeken vormen een tweeluik, want zoals Stassijns & Van Strijtem in hun voorwoord van Het laatste anker schrijven:
Eros en Thanatos lopen hand in hand, geven elkaar hun ja-woord voor het altaar van leven en dood. Eurydice of Romeo's Julia: hun dood maakt hen onsterfelijk. [...] Wat een leven maakt de liefde niet en toch is de dood er inherent aan. [...] Wie in Liefdes werk leest, stuit meer dan eens op de dood. Zo ontmoet de lezer van de hier verzamelde doodsgedichten veel liefde: wanhopige liefde, maar ook berustende, hoopgevende, verstilde liefde.
Wat zij bundelden: werk van over de hele wereld, van hier om de hoek tot verder dan Japan. En poëzie van alle tijden: van held Homerus (ruim driekwart eeuw vóór Christus) tot dorpse dichters van dertig. De Nederlandse poëzie is ruim vertegenwoordigd. Zo kwam ik bij het bladeren opeens bovenstaand gedicht van C. Buddingh' weer eens tegen. Een dialoog in sonnetvorm met speelse halfrijmen: been - tevree, glimlacht - was, foto - dood... En natuurlijk met, zoals zo vaak, een verwijzing naar vrouw Stientje en de kinderen.
Prachtige regel, tussen haakjes: Ze mogen hem niet zien. Verklaring voor de vraag: Slapen ze, Stientje en de kinderen? Maar we weten: niet de vader van de zoon, maar vooral de zoon zelf heeft er belang bij dat zijn vrouw en kinderen niet weten van die 's nachtse herinneringen in zijn hoofd. Veel te pijnlijk. Voor hem. Zo beeldt hij zich voor zijn vader zelfs in: hij staat nog even voor mijn moeders jeugdfoto, waarmee hij zich voorstelt hoe veel zij van elkaar hielden of op z'n minst van elkaar hadden moeten houden: zijn moeder en zijn vader.
Hij staat nog even voor mijn moeders jeugdfoto. Ik vind dat een zeer ontroerende zin, want ik zag hem er staan. Wie? Zijn vader? Nee, mijn vader! En ik denk, lezer, dat jij de jouwe ziet. Ik dacht: ach, Cees Buddingh' toch... Dat verklaart mijn keuze voor vandaag.