vrijdag 12 mei 2017
Moeder, ik ben moe, nu wil ik slapen,
laat me bij je komen, heel, heel dicht.
En jezelf niet meer aan 't huilen maken,
want die traan is heet op mijn gezicht.
Hier is 't koud, en storm is aan de ramen,
maar in dromen, daar is alles fijn.
'k Zie de lieve engeltjes daar samen.
als mijn ogen maar gesloten zijn.
Moeder, zie je de engel bij me zitten?
Mooi is de muziek ook, hoor je dat?
Kijk, hij heeft twee vleugels, mooie witte,
heeft hij zeker van de Heer gehad.
Groen, rood, geel zie 'k voor mijn ogen zweven:
bloemen. Heeft de engel dat gedaan?
Krijg ik ook al vleugels in mijn leven,
moeder, of moet ik zijn doodgegaan?
Waarom druk je nu zo op mijn handen?
Waarom ligt je wang op die van mij?
Hij is nat en toch voel ik hem branden.
Moeder, wij zijn samen, ik en jij.
Maar dan moet jij wel je tranen drogen,
als jij huilt, dan huil ik ook gelijk.
o, ik ben zo moe... ga dicht, mijn ogen...
Moeder, de engel gaat me kussen. Kijk!
1988
Dat ik aan bovenstaand gedicht dacht, komt door die hartverscheurende foto die ik vandaag zag. Een aap lijkt het uit te schreeuwen van verdriet. Wetenschappers spreken altijd over het gedrag van dieren en niet over emoties, want daarover is te weinig bekend. Nou, dit aapje vertoonde dit gedrag: het schreeuwde het uit toen de zuigeling die het vasthoudt, geen teken van leven meer gaf.
De foto is van de Indiase fotograaf Avinash Lodhi (31 jaar). In Jabalphur zag hij een groep aapjes rondrennen en hij besloot ze te volgen. Hij zag dat dit aapje met haar zuigeling viel, waarna de baby niet meer reageerde. De fotograaf klikte. Gelukkig bleek het beestje maar kort buiten bewustzijn en even later krabbelde het alweer op.
Maar dit is een poëzie- en geen fotorubriek. Waarom ik aan dit gedicht dacht toen ik die foto zag? Omdat ik altijd aan dit gedicht denk als ik aan de dood van een kind denk. Ik ken het al dertig jaar, las het minstens honderd keer voor en het emotioneert mij nog altijd. Vandaar mijn gedrag: ik neem het op als gedicht van vandaag.
Willem Wilmink noteert dat hij het schreef naar een gedicht van de Deense auteur Hans Christian Andersen (1805-1875),vooral bekend van zijn sprookjes. Bij zijn vertaling kreeg Wilmink hulp van Kirsten Have Christensen. Naar duidt op een bewerking, maar het lijkt dus toch een getrouwe omzetting van het Deens naar het Nederlands.
Kinderen die sterven worden verheven tot de engelenrang, weten we onder meer uit Joost van den Vondels Kinder-Lyck: Boven leef ick, boven zweef ick, Engeltje van 't Hemelrijck. In dit gedicht transformeert Het stervende kind per strofe verder van mensje tot engeltje. In de eerste strofe ziet het kind de engelen al: 'k Zie de engeltjes daar samen. In de tweede strofe ontfermt de engel zich reeds over het kind: Moeder, zie je de engel bij me zitten? In de derde en laatste strofe is er de eenwording. Altijd schiet ik vol. Emotie dus: Moeder, de engel gaat me kussen. Kijk!