dinsdag 09 mei 2017
Ik heb een schilder dood zien vallen
van driehoog aan de overkant
en op de tegels neer zien smakken
en stil zien liggen naderhand.
Hij stond gewoon zijn werk te doen
en wou zijn ladder wat verwrikken.
Een ongeluk komt nooit alleen,
maar hij was dood voor ik kon schrikken.
Ik heb een schilder dood zien vallen
op een betrokken voorjaarsdag.
Hij had een baard en bruine ogen,
die ik als laatste open zag.
Zijn ladder hield hij tot het eind,
alsof dat zin had, vastgegrepen,
maar langs de muur huilde zijn verf
nog door in trage witte strepen.
Wanneer in Nederland de doodstraf zou bestaan
met executies in het openbaar,
dan weet ik zeker dat ik daar nooit heen zou gaan,
nog voor geen tien miljoen kreeg je me daar.
En toch heb ik niet eens mijn ogen dichtgedaan
toen hij te pletter viel op het trottoir...
Ik heb een schilder dood zien vallen,
misschien al meer dan duizend keer
en steeds als ik aan hem moet denken
zie ik diezelfde beelden weer:
Zoals een kaars in open veld...
Want doodgaan overkomt ons allen,
maar ik heb oog in oog gestaan,
ik heb een schilder dood zien vallen.
1983
Werkelijkheid of verbeelding - dat maakt niet uit. Maar ik weet: het overkwam Jan Boerstoel (ook hier en hier) echt. Toen hij nog aan de Jacob van Lennepkade woonde, gebeurde wat hij hierboven beschrijft. Of nee, hij beschreef wat hij eerder zag en wat hij niet anders van zich kon afzetten dan door er een tekst over te schrijven. Martine Bijl zong die, op muziek van Henk van der Molen, in 1983 in haar eerste theatersolo en Rob van de Meeberg deed dat 2004, op een nieuwe melodie van Henk Alkema, en zette het lied toen ook op cd.
Fijn tekstmateriaal voor een componist om mee te werken, want Jan Boerstoel schrijft 'strak': metrum, lettergrepen, rijm - puur vakmanschap. En al zijn zijn teksten verhalend en niet lyrisch, er is altijd wel een poëtische regel. Langs de muur huilde zijn verf nog door in trage witte strepen, is zo'n zin. Je ziet het voor je.