dinsdag 02 mei 2017
ze kwamen niet uit, pas met
de stank van hun stengels kwam
een oude bekende
zonder sleutel het huis binnen
hij zei niets maar mijn vingers
gingen stinken alsof hij mij
een hand had gegeven, nu ik
niet meer alleen rook naar mezelf
was er hoop: als er stank bestaat
bestaat er ook niet-stank - roos en
lelie, boterbloem - zelfs een vertrouwde
geur is beter dan niemand, ik zou
je weer een keer een oliebol
willen zien eten, poedersuiker
knoeien op je winterjas
waaronder kleine beentjes
voorzichtig zette ik de ramen
tegen elkaar open om het door
te laten waaien, maar het verlangen
vast te houden een nog lege vaas
2017
De bloemen had ik net weggegooid is de volledige titel van bovenstaand gedicht en die is effectief, want het zou net zo goed de openingszin kunnen zijn. Gisteren had ik het in deze rubriek al over De boom valt op mij, de nieuwe gedichtenbundel van Ilse Starkenburg. Daarin is bovenstaand gedicht een van de weinige waarin zij echt in zichzelf keert: minder observeert en meer overpeinst. Daarmee treedt een gevoel van eenzaamheid binnen: een missen - of zoals zij het hierboven zelf omschrijft: het verlangen vast te houden - dat ook dikwijls even opduikt in andere gedichten. Vrienden van vroeger zijn er niet meer; met iemand van nu zou zij wel op vakantie willen gaan als die het vroeg...
In dit gedicht is het de stank van stengels van bloemen die een oude bekende in herinnering roept. Dat lijkt dus geen al te best terugdenken. Maar er valt hoop uit te putten, want: als er stank bestaat, bestaat er ook niet-stank. Daarna volgt de zin die het hart van het gedicht vormt, ook al is het haar eigen gekneusde hart: zelfs een vertrouwde geur is beter dan niemand.