zaterdag 15 april 2017
Ik kijk mijn zoon.
Hij slaapt, ik schrik
en zie: daar ligt mijn vader.
Ik vraag hen wie ik wezen wil
en of ik die al nader.
Zij zwijgen dat ik verder moet.
Ik kus zijn halsslagader:
Barbara, klopt zij, Barbarea.
(Zijn mond geurt nog naar tandpasta.)
Aan het werk dus, aan het werk!
De slagen der stomheid
zien te verslaan
door kakelend op
mijn handen te staan.
1982
Geen boek dat in 1982 meer indruk op mij maakte dan Veertig van Kees van Kooten (1941). Drie verhalen, waaronder het ontwapenende L'écrivain - over een man in midlife die zich in de nesten werkt om een vrouw - en het ontroerende Willem, een In Memoriam voor zijn gestorven hond.
Naast de drie verhalen, op de achterkant, bovenstaand gedicht.
Kees van Kooten is heel veel - schrijver, televisiemaker, gezinsman en een groot voorbeeld voor artistiek Nederland -, maar hij is geen dichter. Maar het gedicht dat hij schreef, is wel een goed gedicht.
Begint al met de eerste zin, die te vragen geeft: Ik kijk vertel ik aan mijn zoon of Ik kijk naar mijn zoon. Uit het vervolg bljkt het laatste. Dan verder: hij ziet gelijkenis en vraagt zich af of hij wil worden als zijn vader. In dat geval kiest hij definitief voor de volwassenheid. Of wil hij blijven als zijn zoon? Dan verkiest hij voorlopig de jeugdigheid; het ontkennen van de sterfelijkheid.
Van Kootens zoon is cabaretier Kasper en die is negen jaar als hij dit schrijft; dochter Kim is dan pas zeven.
Daarna komt de mooiste zin: Ik kus zijn halsslagader: Barbara, klopt zij, Barbara. Aan haar, zijn vrouw en de moeder van hun kinderen, is de verhalenbundel opgedragen. Bundel met veel zelfspot (en dus kwetsbaar); bundel ook met veel persoonlijke inkijk (lees: intimiteit). Hoe druk je de verbondenheid mooier uit dan met erop te wijzen dat je zoons halsslagader haar naam klopt, zoals ook dochters hart dat doet...
Aan het werk dus, aan het werk! Geen vragen stellen. En waarmee aan het werk? In 1982 nog zeer actief met televisie maken met Wim de Bie, als Koot & Bie, voor de VPRO-televisie. Waarmee? Met kakelend op mijn handen te staan om de slagen der stomheid te weerstaan. Een van de betere definities van satire als theater- en televsiekunstvorm.
Het is zaterdagmiddag. Ik loop nog even naar boven om Veertig uit de bibliotheek te pakken. Uit de eerste druk van de verhalenbundel valt een door Van Kooten gepubliceerde foto van Willem. Destijds netjes door mij uit een krant, VPRO-gids of Bescheurkalender geknipt. Die ontroert me opnieuw...