dinsdag 11 april 2017
In memoriam M.
Nu jij er niet meer bent
zal ik mij op wat je droeg verlaten
je blouses en je truien en dat ene
nog net te dragen zomerrokje
van vóór de prednison je lieve
lijf bewaren en bezwaren ging
Nu je er niet meer bent
zal ik je boeken lezen
je George, Elisabeth, je Vine,
je Austen en vanachter alle
anderen de nooit verloochende
Van Marxveldt haar m.i.
terecht bekritiseerde Joop ter Heul
ten spijt
Nu jij er niet meer bent
zal ik de kaartjes en de brieven
schrijven die jij bij bries
en zomerwind, de herfst
en de lente door, bij ziekte
en bij liefde en bij dood
of tegenslag verstuurde
aan wie iets vierde of
wie het nodig had
Ik zal de telefoonaansluiting
en de huisbel repareren en mij
een Beter Horen-apparaat aanschaffen
opdat ik niet de deur gesloten
laat voor wie ons willen zien
want groot tot klein is welkom
in het huis waar jij mijn lief
bent uitgedragen
Nu jij er niet meer bent wil
ik niet meer zijn wie ik met
jou was maar jou, want jij
was liefde in je lijf en leden
en met je ogen en je mond
die niet naar binnen keken
maar zich openden voor wie
zich aan je voordeed
Jij was wat ik had willen zijn.
Ik zàl jou zijn en dan pas bij je
komen. Ginds tussen twee
jonge eiken en de vergeet-mij-
nietjes. Tot waar de wereld
wijkt. Tot dan mijn lieve lief.
Tot dan, à Dieu,
zoals de priester zei.
2008
Wam de Moor (1936-2015) kende ik als docent en literatuurcriticus, maar niet als dichter. In de boekhandel zag ik de bundel Ik raak je aan, samengesteld en ingeleid door Victor Vroomkoning. Daarin lees ik dat Wam - eigenlijk Wil, maar vanwege zijn doopnamen Willem Anton Marie ruilde hij die naam in voor Wam - de Moor zijn hele leven al gedichten schreef en zelfs hoopte op een uitgave van zijn Verzamelde gedichten. Die is er niet gekomen: Vroomkoning koos er ruim tachtig, chronologisch gerangschikt. Ik lees gedichten over zijn dochter met het Syndroom van Down en richting het einde van de bundel over zijn hartfalen en... poëzie naar aanleiding van het plotselinge overlijden van zijn vrouw Maria, februari 2008. "Het plezier in het dichten gaat nu gepaard met het zoeken van troost", schrijft Vroomkoning in zijn inleiding.
Bovenstaand gedicht is zo'n troostvers. Kleine Gelofte van de Weduwnaar. Nu jij er niet meer bent, zal ik aandacht hebben voor je kleren, voor je boeken, voor je kaartjes en brieven... Maar in strofe vier komt hij bij zichzelf en gaat het niet meer over hoe hij haar wil eren, maar hoe hij zichzelf zal redden. Door de deur open te zetten voor wie langs wil komen: groot tot klein is welkom in het huis waar jij mijn lief bent uitgedragen.
In strofe 5 wenst hij zich zelfs toe dat hij kan zijn zoals zij was met hem: ik wil niet meer zijn wie ik met jou was maar jij... Met je ogen en je mond die [...] zich openden voor wie zich aan je voordeed.
Strofe 6 gaat nog verder : Jij was wat ik had willen zijn. Ik zàl jou zijn en dan pas bij je komen. We weten waarop hij doelt: over de dood heen: Ginds tussen twee jonge eiken en de vergeet-mij-nietjes. Tot waar de wereld wijkt.
Mooie zin: ...opdat ik niet de deur gesloten laat voor wie ons willen zien... Niet mij, maar ons...
Rutger Kopland (en hier en hier) verwoordde die gedachte in het gedicht Weggaan:
Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.
Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.
Dat geldt ook hier: je bent er nog. Wam de Moor spreekt in zijn gedicht dan ook niet tegen ons, maar 'gewoon' tot haar...