maandag 03 april 2017
Het donker is zacht en leeg en geweldloos.
Schoensmeerzwart, zo dik dat je het snijden kunt.
De mond openen om een hap te nemen
van het schemerlicht dat door een spleet komt.
Proberen het te drinken, in het donker opgevouwen.
De hele dag. De hele nacht. Zoeken naar
vlokjes havermout en voelen hoe je spieren branden.
Hoe je bloed dik wordt. Dromen over water.
Wakker worden en haaien zwemmen om je heen.
Je likt het droge ijzer van het slot.
Buiten wacht een draak. In de nacht is de dood.
En de dag is een flinterdun vliesje over de nacht, een laagje cellofaan
met het leven van een kind erop geprint.
Je steekt erdoorheen met een mes,
om te laten zien hoe dun het is, hoe ongeloofwaardig.
In je eigen plas liggen. Je eigen uitwerpselen.
De stont over de muur smeren, omdat je niets anders kunt doen dan dat.
Fluisteren dat je een mes zult pakken.
Het daglicht villen. De slacht.
2017
Gisteren beloofde ik vandaag terug te komen op de nieuwe bundel van Alexis de Roode. Vanwege bovenstaand gedicht. Wie de titel googlet, heeft de sleutel. Chandler Grafner was zeven jaar toen hij, 6 mei 2007, dood werd aangetroffen in het toilet in het huis van zijn moeders ex-vriend (27 jaar) en diens nieuwe vriendin (22 jaar). Hij woog nog 17 kilo, bleek ernstig mishandeld en had drie dagen opgesloten gezeten zonder water en eten. Zijn broertje van vijf verklaarde dat Chandler al langere tijd eten werd onthouden.
Chandler Grafner en zijn broertje woonden bij hun moeder, maar werden uit huis geplaatst. Tijdelijk ondergebracht bij hun oma en vervolgens bij de broer van hun biologische vader. Dat was de hel, want die broer mishandelde Chandler en sloot hem op. Zijn broertje vertelde dat de jongen hem om eten smeekte. Maar hij durfde niet, bang dat hem hetzelfde lot te wachten zou staan.
Met de titel als sleutel is het gedicht helder en daardoor aangrijpend en akelig. De eerste strofe is beklemmend, want het is de beleving van dat kind in doodsnood. Zijn broertje meldde de politie dat Chandler die laatste weken een enkele keer wat havermout had gekregen; daarom staat er: zoeken naar vlokjes havermout....
In de tweede strofe laat de dichter het kind in het donker achter om te beschrijven hoe kwetsbaar het leven van een kind is. Van elk kind. Een flinterdun vliesje... Je steekt erdoorheen met een mes...
Blijft over die derde strofe. Terug bij het kind in doodstrijd in dat toilet. Terug bij de moordenaar, de levensverwoester voor de toiletdeur: Fluisteren dat je een mes zult pakken. Het daglicht villen... Want ja, de dag is een flinterdun vliesje [...], een laagje cellofaan met het leven van een kind erop geprint. Je steekt erdoorheen met een mes, om te laten zien hoe dun het is...
Dit gedicht is nog niet af.