woensdag 29 maart 2017
Zie ook het logboek.
[Zie en kijk hier:
Toon Hermans in 1992;
Wende Snijders in 2016]
Ik zing van 't leven dat zo prachtig is,
van 't leven met 'n lach en met 'n traan;
van 't leven dat zo onverwacht reusachtig is
als op lege plekken toch weer bloemen staan.
Ik zing van 't leven met z'n blije hoge zije,
van: dat zou 'k nog wel es over willen doen;
van 't leven om waanzinnig mee te vrijen
of van 'n leven dichter bij je dan 'n zoen.
De zon gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat op en lacht aan je ruit.
De zon gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat onder...
Ik zing van 't leven dat wonderen doet
als een hand het lage land met lente siert
en de hoge hemelen bliksemen en donderen doet
of de laatste mooie zomerdagen viert.
't Heeft mijn mooiste luchtkastelen afgebroken;
ikken de lach, maar ook de hulpeloze schreeuw.
Ik heb gezongen met de weemoed in mijn knoken
dat liefde lente was, maar ook een beetje sneeuw.
De zon gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat op en lacht aan je ruit.
De zon gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat onder...
'k Zing van 't leven dat zo zot kan zijn,
zo kapot kan zijn, zo leeg kan zijn, zo kil;
dat van de duvel en z'n moer, maar ook van God kan zijn,
totdat je eigenlijk zegt: "Doe nou maar wat je wil."
Je hebt je zoveel mooie dingen voorgenomen,
maar dan opeens... - dan kent 't leven geen pardon.
En je ballon blijft ergens hangen in de bomen,
terwijl jij denkt dat je op weg bent naar de zon.
En ze gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat op en lacht aan je ruit.
De zon gaat op, de zon gaat onder;
de zon gaat onder, maar ze gaat niet uit!
1992
Toon Hermans (1916-2000) is de grootste theaterclown die het Nederlandse theateramusement heeft voortgebracht. Geen ander was of is als hij in staat zulke grootse, onvergetelijke conferences te stileren uit nagenoeg niets: een eenvoudig voorwerp, een alledaagse situatie, een voorspelbaar woordgrapje, een simpel geluid...
Maar... wat Toon Hermans bedacht, kwam pas tot leven op het podium; op papier stelde het niet veel voor. Dat maakt dat Toon Hermans in een poëzierubriek niet thuis hoort, ondanks de populareit van de bundeltjes met versjes van deze mooi-weer-filosoof, zoals Jacques Klöters hem ooit noemde. Met verkoopcijfers meet je geen kwaliteit. Kasteelromannetjes doen het beter dan literatuur. En schilderijen van een betraand zigeunerjongetje of breekbaar hertenjong zijn geliefder dan het oprechte sentiment dat spreekt uit het werk van Co Westerik. Daaraan is niets te doen. De meerderheid van het volk beschikt niet over goede smaak. In overlijdensadvertenties lees je dan ook minder vaak M. Vasalis of Ida Gerhardt dan dat beroemde versje van Toon Hermans, waarvan trouwens ook zelden iemand lijkt te weten dàt het van zijn hand is, want meestal wordt het zonder auteursnaam overgeleverd:
Sterven doe je niet ineens,
maar af en toe een beetje.
En alle beetjes die je stierf,
't is vreemd, maar die vergeet je.
Het is je dikwijls zelfs ontgaan;
je zegt: "Ik ben wat moe."
Maar op 'n keer, dan ben je aan
je laatste beetje toe.
Als gezegd: Toon Hermans is Nederlands grootste theaterclown. Op het podium groeide hij ver uit boven zijn beperkte kwaliteit als getalenteerd schrijver of als gelukkig mens. Wat dat laatste betreft: in de jaren zeventig hield een zware depressie hem lange tijd weg van het podium, maar het theater was vervolgens ook weer de enige plek om die het hoofd te bieden. Ook in de jaren tachtig bleek zijn behoefte om terug te keren in het theater het beste medicijn tegen ernstige gezondheidsproblemen, zoals een stokkende stem en een hevig hinderend hart.
In 1992 had hij het podium nog dringender nodig als therapie tegen het verlies, twee jaar eerder, van zijn echtgenote Rietje. De show die hij toen maakte, veelbetekenend Ik heb je lief genoemd, was een indrukwekkende hommage aan haar. Bovenstaand lied (en dus ook de opname van Toon Hermans) komt uit die voorstelling. In het programmaboek schrijft hij:
Ik ben hier niet om weer volop de zot te spelen. Om mijn verlies te kunnen dragen, heb ik iets gedaan wat ieder ander mens in mijn plaats waarschijnlijk ook zou hebben gedaan: hard werken, aan deze avond.
De theaterclown Toon Hermans, toen inmiddels 76 jaar, was weer opgestaan. Met na de pauze een typische Toon-avond, met komische en absurde anekdotes over de armoede van vroeger (overbekend uit Snieklaas) en het buitensporig gedrag van een familielid (Ik had een oom...). En ook het fop-Frans klonk weer, evenals de conversatie in gebrekkig Engels met zijn toneelmeester (People, wil joe kom es hier...). Variaties op bekende Toon-thema's en zelden vernieuwend, maar wel steeds hoogst vermakelijk.
De eerste helft bestond alleen uit liedjes. Liefdesliedjes. Voor zijn kinderen, zijn kleinkinderen, zijn ouders, zijn geboorteplaats Sittard, zijn dierbare publiek... En voor haar, zijn vrouw, zijn Rietje. Hij herdacht hun samenzijn op een vakantie in Frankrijk en bezong het grote verdriet om haar afscheid en de berusting van dat moment: Zomers blijven niet, maar ook de winters gaan...
[Toon Hermans: Zomers blijven niet, 1992]
De boom is uitgebloeid, 't koren is gemaaid;
de liedjes van de vogels zijn met de bladeren weggewaaid.
Ik heb op 't strand in 't zand haar naam geschreven,
toen kwam de zee en er is geen letter van gebleven...
Maar de bloei komt er weer aan
en vogels zingen in de lucht.
En ik schrijf opnieuw haar naam
en de zee trekt zich terug...
Zomers blijven niet, maar ook de winters gaan;
een lieve hand steekt in 't donker altijd die sterren aan.
En of de grijze najaarshemel grote tranen giet:
niet één verdriet is maar alleen verdriet.
Blauwe zomerdagen, gouwe zomernachten,
zoete geur van bloemen in 't groen;
muziekjes langs de grachten, we dansten en we lachten...
Nu sneeuwt 't om de dansvloer in 't plantsoen.
En dan zeggen we steeds dezelfde woorden:
"We hebben 't weer gehad."
En toch begint de lente bij 't vallen van 't eerste blad...
En de bloei komt er weer aan
en vogels zingen in de lucht.
En ik schrijf opnieuw haar naam
en de zee trekt zich terug...
Zomers blijven niet, maar ook de winters gaan;
een lieve hand steekt in 't donker altijd weer die sterren aan.
En of de grijze najaarhemel grote tranen giet:
niet één verdriet is maar alleen verdriet...
Morgen deel 2.