zaterdag 18 maart 2017
Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.
En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder -
De wond'ren werden woord en dreven verder,
Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende.
Toen kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.
- Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide -
1924
Als ik favoriete dichters noem, valt meteen zijn naam: Martinus Nijhoff (1894-1953). En toch zie ik dat ik in deze rubriek pas één keer eerder een gedicht van hem opnam (zie hier).
Veel valt er aan De wolken - vier strakke kwatrijnen in omarmende rijmen - niet uit te leggen. De inhoud moet duidelijk zijn: je verliest je kinderlijke onschuld en kijkt als volwassene, je eigen kind observerend, weemoedig op de onbevangenheid van je jeugd terug. Prachtige taal om een kind te duiden: ik droeg nog kleine kleeren... En het voelen van die beschermende moederhand: ik lag lang-uit met moeder in de warme hei... Haar aanwezigheid maakt de hei warm. En hoe mooi: lang-uit laat je gaan liggen; bij languit lig je al! Wat één zo'n koppelteken doet...
Als die moeder hem vraagt wat hij ziet, voel je haast hoe enthousiast zijn fantasie op hol slaat; hij ziet Scandinavië en eenden, een dame, schapen met een herder. De wond'ren werden woord, maar ook de werkelijkheid ontgaat zijn kinderogen niet: 'k zag dat moeder met een glimlach weende...
Pas veel later denkt hij eraan terug. Eerst kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek en 't vreemde ding (de wolk natuurlijk) alleen met zijn schaduw langs mijn leven streek. Te druk met volwassen worden. Maar dan is er mijn jongen naast mij in de heide. En het kind laat de vader weer met zijn eigen kinderogen kijken, want wijst me wat hij in de wolken ziet. En de vader schreit met zijn moeders ogen en ziet in het verschiet de verre wolken waarom moeder schreide.
Na het lezen van die laatste regel met de verre wolken worden twee andere regels goud: De wond'ren werden woord en dreven verder. Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende. Nu begrijpt hij pas dat het de verre wolken zijn waarom moeder schreide en niet wat 'k in de wolken zag.