woensdag 08 maart 2017
[Hier te beluisteren. En hier.]
Meneer Alzheimer, ik wil even met u praten.
Met mij gaat het nog goed, ik ben niet oud.
In mijn gelei hierboven zitten nog geen gaten,
maar op een dag, en dat laat mij niet koud,
ben ik dit lied allang vergeten,
dan weet ik niet wat ik vanavond zong.
Maar nu wil ik daar niets van weten,
want nu ben ik nog goed en bij en jong
genoeg om even iets aan u te vragen.
Mijn probleem is echt niet al te groot;
het gaat over mijn laatste dagen:
als u toeslaat, zo vlak voor mijn dood,
wilt u een beetje, een beetje selecteren,
zodat ik de mooie dingen wel onthou.
Dus, als ik in mijn stoel zit weg te teren,
dat ik nog even mag denken aan mijn vrouw,
met wie ik zoveel jaren heb gevreeën,
met wie ik zoveel uren heb gewoond;
dat ik nog een beetje weet hoe we het deden,
omdat mijn eigen lijf mij dat dan nooit meer toont.
Ach, ik wil best een heleboel vergeten:
ik weet zo al twaalf vrouwen op een rij -
van zeker drie zou ik de naam al niet meer weten
en de rest verzuipt ook in de grijze brij.
Er is meer dan genoeg om mee te nemen:
pak mijn angsten, mijn wanhoop en verdriet;
pak ze, ik zal ze echt nooit claimen.
Maar al het mooie, neem dat niet.
Pak mijn geld, mijn leugens en mijn ruzies
en mijn iets te vaak verongelijkte toon,
maar laat aan mij een paar illusies
en de liefde voor mijn dochters en mijn zoon.
En één ding mag u zeker pakken -
daarvoor ben ik nou eenmaal veel te laf;
misschien hoor ik daarom bij de slappe zakken -,
maar ik smeek u: neem mij mijn doodsangst af,
zodat ik mooi en stil de wereld kan verlaten,
met een knipoog naar de mijnen, zonder angst.
Meneer Alzheimer, valt daarover te praten,
want voor doodgaan ben ik levenslang het bangst.
1993
Naar aanleiding van de nominaties-2016 die deze week bekend werden gemaakt, ga ik deze dagen in op de Annie M.G. Schmidt-prijs. Ik schreef gisteren dat ik erg ambivalt sta tegenover deze prijs. Dat heeft onder meer met bovenstaand lied te maken. Ook een winnaar van de prijs? Nee, en daar gaat het vandaag over.
Voor de Annie M.G. Schmidt-prijs komen nog altijd slechts de theaterliederen in aanmerking die door de makers en/of vertolkers zelf zijn ingestuurd. Dat betekent dat Youp van 't Hek de prijs nooit zal krijgen, want die weigert in te zenden. In 1993 deed hij dat wel. Toen bracht hij zijn bejubelde lied Meneer Alzheimer in, dat in kritieken reeds het mooiste lied van het jaar was genoemd. Maar de prijs was hem niet gegund en de onbetwiste winnaar kwam niet eens door de voorselectie. Omdat de jury vervolgens niet kon kiezen uit de mindere nummers die de schifting wèl overleefden, besloot zij de prijs dat jaar niet uit te reiken.
De eerste en uiteraard de enige keer. "Er is altijd een beste lied", bekritiseerde Annie Schmidt deze dwaling. En de initiator van de prijs, John de Mol senior, hekelde de toenmalige jury een paar jaar later. Bij zijn afscheid als voorzitter van Conamus (= Stichting ter promotie en stimulering van het Nederlandse lied; inmiddels omgedoopt tot Stichting Buma Cultuur) wenste hij dat Youp van 't Hek speciaal voor hem Meneer Alzheimer kwam zingen.
Een jury die zichzelf serieus neemt, laat haar keuze niet bepalen door het feit of degenen die voor de prijs in aanmerking komen zichzelf naar voren schuiven. Na die stupiditeit van 1993 is Van 't Hek namelijk niet de enige die besloot de eer voortaan aan zichzelf te houden. In de jury van de Annie M.G. Schmidt-prijs zat jaren achtereen minstens één recensent theateramusement. Zo iemand ziet in de loop van een theaterjaar alle belangwekkende voorstellingen. Van hem mag men eisen dat hij kwaliteitswerk signaleert. Waarom wordt de noodzaak van zo'n jurylid niet meer onderkend?
Ook stoort het me nog altijd dat de jury na het Van 't Hek-echec van 1993 besloot voortaan nòg geheimzinniger te doen over de geslecteerde liederen. Dit om kritiek als deze te voorkomen. Door in een vroeg stadium het verkozen dozijn bekend te maken, zou het mogelijk zijn de literaire liedjesoogst van elk theaterjaar tegen het licht te houden. Bovendien is deze prijs gediend met meer openheid over opvattingen en keuzes van de jury, die zich hierdoor beter gecontroleerd zou weten, gedwongen wordt haar taak naar behoren uit te voeren en daarover rekenschap af te leggen.
Bovenstaande alinea's schreef ik april 1997 in Trouw. Twintig jaar later is er nog niets veranderd...
.