zondag 19 februari 2017
daar opende zich onder haar in wat genoemd was het tapijt een wormgat
daar taalde de materie naar die als vanzelfsprekend haar omgaf
kamer tafel laminaat lamp boekenkast
en cel voor cel het weefsel waarin ze was vervat
ze greep zich aan de polen vast
daar in die zwaartekracht waar wat genoemd is zwaartekracht
en dat ons grondt aan wordt ontleend
als een magnetisch veld rondom de planeet
dat er uiteindelijk niet tegen is bestand
daar 112'de ik de taal die ik nog had
het adres (en er was)
een ambulance (en er kwam)
het is haar hart (ze was er nog)
dat wegvalt (wormgat)
daar klonk een stem en er was tijd
genoeg voor wat zich daar voltrekken moest
daar lag ze op het vloerkleed als een pas geboren baby'tje
dat naamloos op haar noemer wacht
2017
Komende week verschijnt Binnenplaats, het poëziedebuut van Joost Baars (1975). De bundel is doordrenkt met de dood: de bijna-dood van de geliefde, het sterven van een hond, van het gedachtengoed van beroemde buitenlandse namen (als Hannah Arendt en Emily Dickinson) en in de geest van de Engelse dichter Gerard Manley Hopkins (1844-1889), van wie hij zes sonnetten vertaalde.
Vier afdelingen. Aan de eerste dankt de bundel zijn titel: Binnenplaats. Bovenstaand gedicht loopt vooruit op die cyclus rond het bijna afscheid moeten nemen van zijn jonge geliefde, die een hartaanval kreeg. Het gedicht maakt geen onderdeel uit van de afdeling Binnenplaats: het staat geïsoleerd voorin de bundel. Baars heeft het dus niet alleen van toepassing willen laten zijn op de gedichten over die bijna gestorven geliefde, maar op de betekenis van die gebeurtenis voor zijn hele dichterschap, op zijn minst voor dit debuut.
Alle strofen beginnen met daar: daar opende zich een wormgat, daar 112'de ik, daar klonk een stem, daar lag ze... Daar... spreekt machteloos toe- en terugkijken uit. Na elke daar-zin springt de regel in en volgt meer informatie. Maar niet voor niets springt hij in; eigenlijk doen die regels er minder toe.
Eén strofe van één zin begint niet met daar en staat, net als dit gedicht, geïsoleerd. Die is dus belangrijk. Zij springt ook minder in: ze greep zich aan de polen vast. Van het tapijt, maar lees gerust: van het levenskleed.
Als gezegd: de bundel verschijnt komende week en ik heb hem pas net in handen. Er valt nog veel aan te ontdekken; ik moet de dichter en zijn gedichten nog leren kennen. Behalve die doordrenktheid van de dood in de gehele bundel valt mij nu vooral het taalgebruik op van dit openingsgedicht. Van zware regels vol beeldspraak en symboliek - daar opende zich [...] een wormgat, daar taalde de materie naar die als vanzelf haar omgaf [...] ze greep zich aan de polen vast - naar de lichtheid van wat haast spreektaal is: daar 112'de ik [...] het adres [...], en er kwam een ambulance, het is haar hart [...] dat wegvalt.
Over wat er daarna komt, gaat het in deze rubriek misschien nog een keer.