woensdag 15 februari 2017
Muze, geen bokser zijn betekent helemaal niet zijn.
Een brullend publiek heb je ons onthouden.
Er zijn nu twaalf mensen binnen,
tijd om met het lezen te beginnen.
De helft is er omdat het regent,
en de rest, dat is familie. Muze.
Vrouwen, op zo'n najaarsavond tot flauwvallen bereid,
doen dit, maar alleen als er gebokst wordt.
Want dan alleen zijn er danteske scènes.
Met tenhemelopneming. Muze.
Geen bokser zijn maar dichter betekent
veroordeeld zijn tot het zware leven van een Norwid,
bij gebrek aan spierbundels de wereld laten zien
wat - als alles meezit - later op de leeslijst komt,
o Muze, Pegasus,
mijn paardengel.
Op de voorste rij zit een oudje heerlijk te dromen
dat wijlen moeder de vrouw uit het graf is opgestaan
en hem een pruimentaart bakt.
Vurig, maar niet al te - anders bakt het aan -
beginnen we te lezen. Muze.
1962
Nog één keer Wislawa Szymborska (en hier). Om na drie items afscheid te nemen van de beroemde Poolse dichteres en een in Nederland onbekend gebleven Vlaamse dichteres te introduceren. Vandaag als Pools vertaler, morgen met authentiek werk. Haar naam: Jo Govaerts (1972).
Bovenstaande vertaling is niet van Jo Govaerts, maar van Gerard Rasch. Hij is de vertaler van de Verzamelde gedichten van Szymborska. Jo Govaerts vertaalde slechts een keuze uit de gedichten voor literaire tijdschriften (daarna gebundeld onder de titel De vreugde van het schrijven).
Toen ik Rasch' vertaling tot Poëzieavond las, vond ik die veel ouwelijker aandoen dan de speelse Literaire avond van Govaeerts. Toch is de vertaling van Rasch waarschijnlijk later (1999) geschreven dan die van Govaerts (1997). Waar zit dat dan in, vroeg ik mij af.
Ik vermoed dat Rasch trouw blijft aan het origineel, waarmee hij in de Verzamelde gedichten ook Szymborska's ontwikkeling tussen 1957 en 1999 in beeld brengt. Daardoor klinkt dit gedicht uit 1962 ook als uit 1962. Govaerts heeft uit het oeuvre een selectie gemaakt van gedichten die haar aanspraken en die zij daarom wilde vertalen, los van hun oorsprong, waardoor zij veel vrijer is, zoals in haar beeldspraak en in haar (binnen)rijmen.
Blijft wel de vraag waarom bij Rasch de helft (van twaalf mensen) er is omdat het regent, terwijl bij Govaerts (ook twaalf mensen zijn er in de zaal) sprake is van een tegenvallende opkomst vanwege de regen. Nou ja, misschien toch vooral vanwege de ruimte die Govaerts zichzelf gaf, zoals hier met de mogelijkheid drie rijmen achter elkaar te zetten: valt tegen vanwege de regen. Later vervangt zij de Poolse dichter Cyprian Norwid (1808-1875) daarom ook door onze eigen Potgieter (1808-1875), weliswaar Nordwids tijdgenoot.
Dante Alighieri's De Goddelijke Komedie was te mooi om te laten schieten, dus bij beiden danteske scènes met tenhemelopneming en hemelvaarten. Klinkt dat laatste toch weer vrijer, net zoals de omschrijving van Pegasus als paardengel stroever klinkt dan engel der paarden...
De ambiguïteit van met vuur / vurig dromen (over pruimentaart / cake met pruimen) en voorlezen is bij zowel Rasch als Govaerts een heerlijke vondst. Nou ja, vooral bij Szymborska dus.
Tijd voor jou, lezer, om zelf de vergelijking te kunnen maken. Hieronder Jo Govaerts haar vertaling. Morgen is zij er als dichteres.
Muze, geen bokser zijn is helemaal niet zijn.
Aan brullend publiek bedeelde je ons schraal.
Twaalf mensen zijn er in de zaal,
het is tijd om te beginnen.
De opkomst valt tegen vanwege de regen,
merendeels familie. Muze.
Vrouwen zwijmelen maar wat graag op deze herfstavond,
en zwijmelen zullen ze, maar alleen rond de boksring.
Danteske scènes zijn alleen daar.
En hemelvaarten. Muze.
Geen bokser zijn, een dichter zijn,
veroordeeld zijn tot zware Potgieters
bij gebrek aan musculatuur de wereld een demonstratie geven
van de toekomstige schoollectuur - in het beste geval -
o Muze, O Pegasus,
engel der paarden.
Op de eerste rij droomt een oudje met smakkende mond
dat zijn vrouw zaliger uit haar graf opstond
en cake met pruimen voor hem bakte.
Met vuur, maar niet te hevig, of de cake is aangebrand,
beginnen we de lezing. Muze.
1997