zondag 12 februari 2017
Ik wil ze in één woord beschrijven:
hoe zijn ze?
Ik neem gewone woorden, steel die uit woordenboeken,
meet, overweeg en onderzoek -
geen enkel
is geschikt.
Elk moedigste - laf,
elk honendste - nog heilig.
Elk wreedste - te mededogend,
het hatelijkste - te weinig verbeten.
Dat woord moet als een vulkaan zijn,
laat het slaan, steken, afstoten,
als Gods ergste toorn
als kokende haat.
Ik wil dat dat ene woord
doordrenkt is met bloed,
dat als een executiemuur
elk massagraf in zich huisvest.
Laat het nauwkeuriger en duidelijker omschrijven
wie zij waren - alles wat er plaatsvond.
Want dat is wat ik hoor,
want dat wat men schrijft -
is te weinig.
Te weinig.
Onmachtig is onze taal,
haar toon plotseling - armzalig.
Met alle kracht van mijn gedachten,
zoek ik dat ene woord -
maar ik kan het niet vinden.
Het lukt me niet.
1945
Zwart lied heet de bundel waaruit dit Poolse gedicht afkomstig is. Ad van Rijsewijk (en niet Gerard Rasch) is de vertaler.
Zwart lied zou het debuut zijn van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska (1923-2012), toen 25 jaar oud. Het was 1948 en haar eerste gedichten. geschreven vanaf 1945, gaan onder meer over ontwikkeling van tienermeisje tot volwassen vrouw en over hoe zij de Tweede Wereldoorlog beleefde en daar nu op terugkijkt. Dat laatste zoals in haar allereerste gedicht: Ik zoek het woord, dat handelt over het onvindbare woord om die gruwelijke rampjaren mee uit te drukken in taal.
Maar Zwart lied verscheen niet. Waarschijnlijk had Szymborska op dat moment nog te weinig vertrouwen in de kracht van de poëzie die haar in 1996 de Nobelprjis bracht, waarna zij wereldwijd geldt als beroemde dichteres. Dat succes heeft ongetwijfeld te maken met de lichtheid van haar werk, zelfs daar waar het gaat over ingewikkelde levensvraagstukken of groot leed, zoals al wel overtuigend vroeg doorklinkt in Ik zoek het woord.
Over het geheel genomen, zijn de gedichten van Szymborska in Zwart lied nog erg jong, pril, onzeker en voorspelbaar, clichématig - en als iemand dat goed beoordeelde, was zij het dus zelf wel. Overigens: later is ook geschreven dat zij vond dat het vroegste werk te 'ideologisch' was, te dogmatisch. Zij moest de lichte toon nog vinden die haar daarvan bevrijdde en die haar nu zo gevierd maakt.
Blijft dat de postume uitgave ervan, januari 2017, belangrijk is, want hier lezen we dus hoe het gaat: van getalenteerd tot gevierd. En soms schuilt er in zo'n jeugdwerk dus al een parel; ik vind dat dat geldt voor Ik zoek het woord.