donderdag 19 januari 2017
Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar
hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd
dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend
dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivend oeverriet altijd maar
langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid
dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag
langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar
dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht
dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht
dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar Ik dacht dat nooit
hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat nooit ijs ooit het water
hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw.....nooit de cipres.....dat je nooit meer
1992
Toch nog een keer Remco Campert (en hier en hier).
Lamento= klaagzang, weeklacht... De ik treurt om het verlies van de je. En waarom raakt het gedicht ons zo, lezers? Door het vermeende gestamel - dat ik... dat je... dat altijd... - dat zijn radeloosheid verraadt, dat dat (jaja, bewust heel veel dat nu) weet te bewerkstelligen door de interpunctie (die steeds terugkerende witvlakken) en door de woord- en zinsherhaling en -uitbreiding...
altijd maar
altijd maar altijd
altijd maar rimpelend
altijd maar zomer
altijd maar geluk
altijd maar nooit vorst
altijd maar nooit
nooit
Niets is voor altijd, zong Jeroen van Merwijk. De tijd duurt één mens lang dichtte Remco Campert. Doodgaan is het weggooien van een ervaren machine, noteerde dichter Adiraan Jaeggi, toen de Dood zich aankondgde terwijl hij nog zoveel had willen doen. Jaeggi, ook een naam voor binnenkort in deze rubriek.