zondag 08 januari 2017
Michiel kwam 's avonds thuis en vond zijn lief in grote nood
Haar wangen nat van tranen en haar ogen schreiensrood
"Toen ik straks aan de deur de bakker zou betalen
Zag ik de Dood
Die komt mij morgen halen"
"Mijn liefste, wees niet bang, ik houd van jou toch bovenal
En morgen blijf ik heel dicht om je heen in elk geval
We doen de ramen toe, we sluiten alle deuren
Dus ben je mal
Er zal jou niets gebeuren.
En als er iemand klopt of belt, wij geven geen belet
We blijven, als het nodig is, de hele dag in bed
We zullen, samen, wie of wat dan ook trotseren
Desnoods de wet
Geen kwaad dat jou zal deren"
De ochtend is gekomen en de middag is vergaan
En tegen de avond zetten zij de televisie aan
Tot alle angst die haar gemoedsrust had bedorven
Was afgedaan
Pas toen is zij gestorven
1970
Hier en hier schreef ik afgelopen week dat Ivo de Wijs voor twee van zijn liedteksten een ander lied als uitgangspunt nam: een van Willem Wilmink en een van Jules de Corte. Ook laatstgenoemde liet zich bij het schrijven van een tekst, de bovenstaande, inspireren door een andere. Geen liedtekst, maar een van de beroemdste gedichten uit de Nederlandse poëzie: De tuinman en de dood, van P.N. van Eyck (1897-1954).
De tuinman denkt aan de Dood te kunnen ontsnappen door naar Isfahan te vluchten. Maar de Dood is juist verrast door het feit dat hij de tuiman 's morgens vroeg zover daarvandaan treft: in de rooshof van een Perzisch edelman. Immers, hij had de opdracht gekregen hem 's avonds in Isfahan te gaan halen.
In Michiel heeft de Dood zich aan haar aangekondigd en de beide geliefden hopen aan hem te ontkomen door het huis te barricaderen. Als de Dood die dag niet aanbelt, valt alle angst van de vrouw af. Dan sterft zij natuurlijk alsnog, want de Dood laat zich niet foppen.
{Een Perzisch Edelman spreekt:]
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in. "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok en haastte mij langs de and're kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Isphahân." -
Vanmiddag - langs reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ik 's morgens hier nog stil aan het werk zag staan
Die 'k 's avonds halen moest is Isphahân."
1926
Ik schrijf hierboven dat Jules de Corte zich voor Michiel liet inspireren door De tuinman en de dood, maar ook Van Eycks gedicht borduurt verder op middeleeuwse teksten en later literair werk. In 1999 ontstond er zelfs gedoe over het auteurschap toen Herman Franke, in zijn boek De tuinman en de dood van Diana, schreef dat de Franse auteur-filmmaker Jean Cocteau het verhaal in 1923 in Europa introduceerde in zijn roman Le grand écart. Daarin is de hoofdpersoon een Parzische aristocraat en diens knecht vlucht naar Isfahan. Conclusie van Franke: Of Van Eyck plagieert Cocteau of hij heeft zich door Cocteau laten inspireren zonder bronvermelding.