dinsdag 03 januari 2017
Vanaf de schilferige bank
staar ik in een te strakke hemel
en later in de lange gang
tuur ik op uitgesleten steen.
Er wordt mij niets geopenbaard
over 't waarom en het waarheen.
Toch lijkt dit hechte oude huis
gemaakt voor wie heel zeker weten
wat recht en slecht is en
wat men beter kan vergeten.
Wel aarzelt tussen zaal en kamer
soms een vertrek. En ook niet thuis
te brengen is het perspectief
van in elkaar geschoven eeuwen.
Toch namen wij dit graag voor lief.
Ieder voor zich stoffeerde
hier zijn hol en hield
daar hof, tot het verkeerde.
Kunstig gedraaid zijn de kolommen
van het centrale hemelbed.
Ik hoor vanaf de zolder komen
wat fluitmuziek en licht gestep:
een meisjesvoet die zoet de maat,
de vastgestelde maat blijft slaan.
Toch weet ik dat ik weg zal gaan.
1982
Ik kan bij jou niet komen, want ik ben je al voorbij, zong Bram Vermeulen. Treffende zin. Je weet dat je verder moet met je leven omdat je anders vastloopt met deze geliefde, dit gezin, hoe pijnlijk ook. Je denkt er lang over na, ziet er tegenop en daarom maar vanaf, maar wéér gaat het knagen... En dan is er geeen weg meer terug.
In 1957 was Jan Eijkelboom getrouwd (1926-2008) met Anje Dik en sinds 1968, toen hij inmiddels was benoemd tot voorlichtingsambtenaar van de gemeente Dordrecht, woonden zij in dit grote huis. Aan de Steegoversloot. Twaalf kamers en een marmeren gang van 35 meter.
Daar loopt hij nu door en langs de vertrekken. Hij peinst. Er wordt mij niets geopenbaard over 't waarom en het waarom. Het huis is hecht en gemaakt voor wie heel zeker weten wat recht en slecht is en wat men beter kan vergeten. Dat gaat niet langer op voor hem, die zich niet meer wil hechten, die niet meer weet wat recht en slecht is. Zelfs die meisjesvoet die zoet de maat blijft slaan, houdt hem niet tegen. Je kind zou een goede reden kunnen zijn om te blijven. Toch weet ik dat ik weg zal gaan.