dinsdag 03 januari 2017
Je liep daar naast mij in je gouden jack.
Ik liep je nog te leren kennen.
Jij moest nog aan de oorlog wennen
die ik nog niet had afgelegd.
Wij gingen tegendraads de mensen tegemoet
die als een kalme waterval
vanaf de hoge bruggen kwamen.
Het was de allereeerste stoet
die ik ooit zag waarin de namen
van allen waren uitgewist
en waarin elk gezicht
toch toebehoren bleef
aan wie daar samen waren.
Geen leus kwam uit de vele monden,
alleen ging keer op keer de donder,
de zachte donder van de vrede door
de gelederen die niet marcheerden.
Wij gingen stroomopwaarts over de Rozengracht,
legden soms aan en dronken om de naam
likeuren die op andre dagen
te zoet zijn zouden voor een keel
die meer op rauw geweld
was ingesteld, maar die nu mede
te fluisteren begon, wat
allengs aanzwol tot de donder,
de zachte donder van de vrede.
Jij stond daar naast me in je gouden jack.
Het oproer bleef uitbundig stromen.
Ik heb mijn ransel afgenomen
en achteloos opzijgelegd.
1982
Dat ik aan Jan Eijkelboom dacht, komt door Emily Dickinson. Ook Eijkelboom vertaalde Because I could nog stop for Death:
Ik kon niet stoppen voor de Dood -
Hij stopte dus beleefd voor mij.
De Koets bevatte slechts ons twee -
Alsook Onsterfelijkheid.
We reden langzaam - Hij geen haast
En ik had werk en vrije tijd
Zolang opzij gezet in ruil
Voor Zijn Toegeeflijkheid.
Wij kwamen langs de School, waar
Net het Speelkwartier begon,
Langs Velden met hun Starend Graan,
Voorbij de Ondergaande Zon -
Of juister: Hij passeerde Ons -
De Dauw gaf rillingen van kilte
Want slechts van Gaas was mijn japon,
Mijn Overgooier - Tule.
Wij hielden voor een Huisje stil
Dat net boven de Grond uitkwam -
Het Dak was nauwelijks te zien,
De Daklijst in de Grond.
Sindsdien - 't is Eeuwen - wat
Korer dan een Etmaal lijkt -
Zag ik de Paardehoofden
Gericht op Eeuwigheid.
Terug naar het gedicht van vandaag.
De echte Vijfitgers noemde Uitgeverij De Arbeiderspers Jan Eijkelboom (1926-2008) en Ed Leeflang (ook hier en hier), toen die in 1979 debuteerden. Niet vanwege de dichtersgroep van die naam, maar vanwege hun leeftijd. Nauw verwante dichters. Met Ed Leeflang was ik bevriend; met Jan Eijkelboom raakte ik vertrouwd.
21 november 1981. De grote vredesdemonstratie tegen de atoombewapening. Ruim driehonderdvijftigduizend mensen liepen mee. Jan Eijkelboom was onlangs, na bijna 25 jaar huwelijk, gescheiden van Anje Dik. Hij had net Marion Stroober ontmoet. Eijkelboom was 55 jaar; Stroober pas 21 jaar. Zij is het meisje met het gouden jack en komt terug in meerdere gedichten. Zij zouden al snel gaan samenwonen.
Eijkelboom meldde zich kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, aan als vrijwilliger en ging vechten in voormalig Nederlands-Indië. Avonturier. Maar als hij in 1950, pas 23 jaar oud, terugkeert, lijdt hij aan angststoornissen. Die probeert hij met alcohol te verdrijven en dat zal hij zijn hele leven blijven doen. De verslaving wordt steeds erger; de angsten nauwelijks minder.
Tijdens deze Vredesdemonstratie moest zijn nieuwe vriendin nog aan de oorlog wennen die hij nog niet had afgelegd. En die zou hij nooit afleggen. Zie hen daar samen lopen. Zij is verliefd op hem en een demonstratie voor de vrede dwingt haar voor het eerst na te denken over oorlog. Hij is verliefd op haar en kent de oorlog waarvan zij geen weet heeft maar al te goed; die krijgt hij geen moment uit zijn gedachten. Zo lopen zij samen de toekomst in en hij nooit zijn verleden uit.
Hierboven het oorspronkelijke werk van Jan Eijkelboom in de collectie van Frank Verhallen;
hieronder zijn vertalingen.