vrijdag 30 december 2016
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.
(Mijn moeder, gevangen in haar vel
Verandert naar de maat der jaren.
Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.
Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,
Haar gewrichten waren jonge katten,
Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.
'Jij benrt mij ontgroeid', zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
als een vrouw zonder mond.)
Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.
En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: 'Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.'
Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug, van u herstel ik niet.
1955
Na een gedicht (zie hier) over zijn collega Herman de Coninck nu een gedicht over zijn moeder.
Hugo Claus (1929-2008). Auteur van meer dan tweehonderd boeken: tachtig toneelteksten, zeventig poëzie-uitgaven, veertig verhalenbundels en romans, vijftien filmscenario's, tien libretti, vijf essayistische uitgaven... De meest bekroonde schrijver van het Nederlandse taalgebied. Beroemd door zijn Magnum Opus Het verdriet van België (1983).
Het verdriet van België was hij zelf: de verpleegsters noemden hem zo, omdat hij als baby zoveel huilde. Claus verklaarde dat als volgt: hij wilde eigenlijk niet op de wereld gebracht worden; om de bevalling te voorkomen, had hij zich in de baarmoeder omgekeerd.
Veel autobiografische feiten in zijn werk en in zijn poëzie vaak meesterlijk gemengd met klassieke thema's. Zoals de adoratie voor de moeder versus de haat ten opzichte van de vader. Oftewel: het Oedipuscomplex.
Die moeder was Germaine Vanderlinden, ook een hoofdpersoon in Het verdriet van België. In het bovenstaande gedicht - afkomstig uit zijn achtste bundel, getiteld De Oostakkerse gedichten (1955) - vangt hij haar leven van zijn komst tot haar naderende vertrek. Daartussen - ook letterlijk tussen haakjes - vijf strofen over haar leven: van moeder-worden tot bejaarde-zijn.
Grote thema's: geboorte, moederschap, leven, ouderdom, dood... Hier zo krachtig neergezet door na die eerste rauw-hartstochtelijke strofe - zijn ter wereld komen: toen uw vel schreeuwde - plots kalm, teder beschouwend (in plaats van 'be-levend') uit te wijden over haar leven, om daarna de lezer opnieuw onverwachts bij de kladden te grijpen. Dit door eerst vol vuur (letterlijk en figuurlijk) terug te pakken op die eerste strofe en dan meteen door te schieten naar het nu. Wederom beschrijvend, berustend, net zoals in die 'tussenstrofen'. Zij liet hem geboren worden: Ik was de genode gast; hij zal haar overleven: ik was de dodende gast. En wat rest: in mij vergaat uw leven, want gij keert niet naar mij terug, van u herstel ik niet.
Ik ben niet dan in uw aarde... Mijn beenderen vatten vuur... Van de diepste aarde tot het hoogste vuur, dat is Hugo Claus. Ik ken geen Clauser-gedicht dan dit. Vandaar de keuze.