zondag 25 december 2016
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid,
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.
1954
Leenman = vazal. Vasalis= Leenmans. Leenmans = kinderpsychiater Margaretha (roepnaam Kiek) Leenmans. Vasalis = dezelfde vrouw, maar dan als zij, om met Slauerhoff te spreken, in haar gedichten woont. Vasalis, met slechts de voorletter M., want, zo vond zij, waarom zouden mensen moeten weten dat haar gedichten door een vrouw geschreven zijn?
M. Vasalis (1909-1998) dus. Dichteres van een klein oeuvre: zo'n honderd gedichten, verdeeld over slechts drie bundels, verschenen tussen 1940 en 1954. Postuum gaven haar drie kinderen in 2002 nog een bundel met nagelaten gedichten uit.
Het was het hoogtepunt van de Nederlandse literatuur: toen er in 2002 een nieuwe dichtbundel van M. Vasalis verscheen. De Erven Vasalis voegden met deze uitgave ruim vijftig gedichten en dus ruim vijftig procent aan haar oeuvre toe. En, al waren het niet haar beste verzen, het is wel goed dat die er zijn.
Zeer toegankelijke poëzie schreef zij. Over geluk, over angst, over de dood - de onzekerheden van het individu, kwetsbaar en weerloos in deze grote wereld. Klassieke poëzie, verwant aan de stijl van Gerrit Achterberg en Ida Gerhardt. Maar Vasalis heeft er, veel meer dan die andere grote namen, de volgende generatie enorm mee geïnspireerd, onder wie de dichters Elisabeth Eybers, Judith Herzberg (ook hier), Rutger Kopland (ook hier), Ed Leeflang (ook hier en hier), Hanny Michaelis en Leonard Nolens.
Waarom zij na 1954 niet meer publiceerde? De Vijftigers, onder wie Remco Campert (ook hier), Gerrit Kouwenaar (ook hier), Lucebert en Bert Schierbeek, zetten in die jaren de Nederlandse poëzie op zijn kop. Na het verschijnen van Vergezichten en gezichten (1954), met daarin bovenstaand gedicht, deed zij er daarom maar liever het zwijgen toe. Want, zo vond zij, haar klassieke poëzie paste niet in deze roerige tijd.
Aan haar drie kinderen las zij nog wel eens iets voor, want zij bleef schrijven. En twee maanden voor haar dood vroeg zij hun om uit al dat werk - geschreven tussen de jaren dertig en negentig - een bundel samen te stellen. Zelf had zij al een selectie gemaakt, maar zij was inmiddels te ziek om de uitgave te voltooien.
In het nawoord schrijven zij:
De titel heeft ze ons ooit zelf genoemd. Ze vertelde dat haar vader haar vroeger eens tijdens een strandwandeling wees op een vlucht vogels boven de zee. "Die volgen de oude kustlijn."
De oude kustlijn werd de titel. Hoe ouder we worden, immers, hoe dichter we terug zijn bij onze jeugd.
Hieronder het slotgedicht, getiteld Sub Finem. En o, wat doen die twee gedachtestreepjes ertoe.
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
Laat je die tussenliggende gedachte los, staat er een prachtkwatrijn. Net zoals in Sotto Voce alles draait om die eerste strofe, die niet voor niets zo vaak geïsoleerd geciteerd wordt in overlijdensadvertenties. En toch zijn die, zogenaamd aanvullende, regels noodzaak. Vergelijk uit-lezen even met uit-eten: een goede biefstuk bakken, dat kan iedereen. Maar het gaat om de creativiteit en souplesse die er vervolgens bij komt. Het verschil tussen een sterren- en doorsneerestaurant; het verschil tussen een sterrendichter en heel veel andere dichters.
Vasalis in de collectie van Frank Verhallen