zaterdag 17 december 2016
dat ik naar jullie terugkom
moe en zonder herinnering
dat de keukendeur open is ik
binnen schuifel met tassen vol haastige cadeaus
door de gangen sluip rond mijn gezin
met zijn verdrietige dromen ruiten bezoedeld
met hun verlaten taal in het harde
badkamerlicht poets ik mijn tanden
druk een pilletje op mijn tong: do.
dat ik langsloop waar mijn dochter slaapt
haar lakens netjes gevouwen onder haar kin
op de kaptafel zijderupsen steigerend in gouden tomen
dat ik in staat ben langs mijn zoons te lopen
als vuisten fronsend tegen kussens aangedrukt
hun onrustige ondertonen kneuzend door de kamer
dat ik een nachthemd uit de la scharrel
inglip in de donkere schreef achter jouw rug
dat de warmte naar mij overvloeit
maakt mij dichter noch mens
in de hinderlaag van adem
sneuvel ik tot vrouw
1989
Mama sal laat wees is de oorspronkelijke titel van dit (door Robert Dorsman) vertaalde gedicht van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Antjie Krog (1952). Al zolang ik het ken, intrigeert het me.
Misschien staat er niet meer dan er stáát, om met Martinus Nijhoff te spreken. De moeder komt, zoals de titel leert, laat thuis van een dag hard werken en nog snel even cadeautjes kopen voor haar inmiddels slapende kinderen en man. Ja, misschien staat er niet meer dan dat. Maar toch...
da ek na julle toe terugkom is de eerste regel. Wie terugkomt, is dus weggeweest. moeg en sonder herinnering. Wie niet herinnert, heeft gekozen te vergeten. Maar wat? my gesin se verdrietige drome? Ik denk dat mama haar gezin heeft verlaten en zich nu terugdicht naar haar dochter en haar zonen. De laatsten hebben het meest geleden onder de scheiding, want dat ek my seuns verby kan kom, staat er in het Zuid-Afrikaans en die ambiguïteit komt veel harder aan dat wat er in de vertaling staat. Zonen die slapen fronsend teen kussings aangevuis en met hul onrustige ondertone. Natuurlijk rekent zij zich dat aan. En zij pakt een nachthemd voordat zij in het bed stapt waar hij slaapt, haar man, haar ex-man? En dan komt die zevende en laatste terzine...
Wij, lezers, liepen met haar mee door het huis waar zij laat arriveerde. Waar zij haar tanden poetste, een slaappil slikte, haar kinderen zag slapen en... zijn warmte voelt en ervoor smelt.
dat ek 'n naghemp vroetel uit die laai
inglip n die donker skreef agter kou rug
dat die warmte na my oorvloei
nog digter nog mens
in die hinderlaag van asem
sneuvel ek tot vrou
nog digter nog mens. Weg is de dichter die de mooie woorden kiest; weg is de mens die verstandige beslissingen neemt. Terug is de vrouw die verlangt vrouw te zijn en geen weerstand biedt, geen weerstand heeft. Zij wenst het zich toe dat ik naar jullie terugkom. Maar daarmee zijn wij terug in het gedicht en tezelfdertijd in de reële tijd, de realiteit.
Misschien staat dit er allemaal niet en staat er niet meer dan er stáát. De moeder voelt zich schuldig omdat zij haar kinderen weer niet heeft ondergestopt en opnieuw geen kans zag hun voor te lezen. Dan vergis ik mij. Hineininterpretieren, het grote gevaar bij close reading, leerde ik toen in Nederlands studeerde. Aan de hand van dat voorbeeld van die mannen die niet voor het vuurpeloton stonden, zoals de vakgroep na weken van onderzoek had vastgesteld, maar uit de kroeg kwamen en tegen de kerkmuur pisten. Ik dwaal af. Stof voor een andere keer.