donderdag 15 december 2016
Het is beslist onbegrijpelijk hoe wij
in die jaren van gemis en grote
onzekerheid, hoe wij in die allerminst
vruchtbare jaren niet zwaar
of ongeneeslijk ziek zijn geworden.
Hoe wij, door de stad ongezien
door de vrienden uitgelezen
met liefde opgeborgen, ontwaakten
telkens weer, denkend: is het dit
waarop wij jarenlang gewacht hebben
en de killige ochtend geen
antwoord gaf.
Hoe wij, bij nu volstrekt vergeten
vrienden, melancholiek met de lepeltjes
tegen de gekregen kopjes tikten
en niets dan vragen als rook
de kamer werden ingestuurd.
Hoe wij onszelf doorheen de koudste
dagen in de misleidende stad hebben
gevoerd is haast onbegrijpelijk.
En hoe wij met wat men weemoed
pleegt te noemen eraan terugdenken
is beslist nog minder
te achterhalen.
1978
Poëzie is niet naar antwoorden zoeken, maar jezelf een vraag stellen. Remco Campert heeft daar mooi over geschreven (niet hier, maar in andere gedichten). Over hem zal het in deze rubriek binnenkort wel weer gaan.
Miriam Van hee (1952) - ja, hee zonder hoofdletter - is ook zo'n groot vragensteller. Vlaams (Gents) vertaler van Russische auteurs als Anna Achmatova en Joseph Brodsky (ze studeerde dan ook Slavistiek) en dichter van inmiddels een tiental bundels.
Bovenstaand gedicht komt uit haar debuut: Het karige maal, uit 1978. Daarin toont zij zich al en grootmeester in het oproepen - en hoe ouder wij worden, hoe meer oproepen terugroepen wordt - van stemmingen als verdriet, verlangen, onzekerheid en teleurstelling. Weemoedigheid die niemand kan verklaren en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat, om Willem Elsschot nog maar eens te citeren.
Neem nou dit gedicht. Kort samengevat: het is niet te bevatten dat wij erin slagen groot verdriet het hoofd te bieden en zelfs steeds lichter op die zwaarte terugkijken.
Of, met iets meer woorden: het is onbegrijpelijk hoe wij in zo'n moeilijke tijd niet ernstig ziek werden; hoe wij ontwaakten met vragen en ons de dag in trokken, terwijl wij nooit antwoorden kregen; hoe wij steun zochten, zelfs bij de verkeerde mensen en daar dus niets vonden; hoe wij ons hier desondanks doorheen sloegen; hoe het toch mogelijk is dat, na dat alles, uiteindelijk slechts de weemoed knaagt...
Of - nee, neem gewoon àlle woorden van Miriam Van hee tot je. En lees dit gedicht dan niet één keer, maar vaker. Per keer dringt zij meer - met woorden en zinnen die aanvankelijk terloops gekozen lijken - je gevoelsleven binnen. Aangrijpend en onontkoombaar, net zoals de pijnlijke levensperiode die zij zo treffend en beheerst beschrijft.