maandag 12 december 2016
Die jaar loop haperend dood. Die hele dag
het 'n besete wind te keer gegaan.
Verveeld, neerslagtig en verkoue staan
ek voor die raam. Die kadewal oorkant
krioel van meeue en hun dwarrelvlug
verspinter ook die pleistergroue lug:
is die see dan onherbergsamer as die land?
Grou maak amok. Donker gryp toe. Straks sal
ons eet, daarná, as ons dit kan verduur,
kyk na die televisie-oujaarsaandvermaak.
(Naskrif - ons kon niet.) Gek van feesgeknal
begryp ek hoe mens aan die drank kan raak.
Sober van aard sal ons tot middemag
meedoen, dan deur 'n ander raam gaan tuur
na rookgeborrel en meteorieteval,
die magiese bemoeienis met vuur
terwyl die stad hom oefen om te vergaan.
1981
Een vertaling uit het Zuid-Afrikaans kijkt mij niet nodig. Elisabeth Eybers (1915-2007) gold als een van de grootste na-oorlogse dichteressen van ons land, samen met M. Vasalis en Ida Gerhardt. Ja, van ons land, want vanaf 1961 woonde zij permanent in Amsterdam, al bleef zij altijd in het Zuid-Afrikaans schrijven. Steeds Nederlandser Zuid-Afrikaans vonden de recensenten in haar eigen land. Hoe kan het ook anders als je zo lang met ogen als de onze naar onze cultuur kijkt?
In bovenstaand gedicht kijkt zij op oudejaarsavond uit over de Amsterdamse gracht waar zij woont en waar het krioelt van de meeuwen. Ze is somber en ook nog eens verkouden. Ze denkt na over de rest van de dag vol Nederlandse traditie, waarbij ze de middernachtse vuurwerkexplosie - rookgeborrel en meteorieteval, die magiese bemoeienis met vuur - treffend omschrijft als een stad die oefen om te vergaan.
Dichteres van treffende zinnen, maar ook van veel zelfspot. Ze zal het die avond zelfs proberen op te brengen naar de oudejaarsavondconference te kijken, maar zie het naschrift: ons kon nie. Prachtige zin, want die laat in het midden of het er gewoonweg niet van kwam of dat zij het uiteindelijk toch niet kon opbrengen.
Dichteres van mooie beelden. Na alle feestgedruis zal zij gaan slapen, oftewel: door 'n ander raam gaan tuur. Was goed bevriend met een van mijn beste vrienden: Ed Leeflang. Als dichter nauw aan haar verwant. Door wat ik al noemde: die zelfspot, die rake zinnen, die mooie beelden... Maar ook door het veelvuldig gebruik maken van (half- en klank)rijm, dat echter nooit storend is, maar de gedachtes juist iijkt te ordenen en sterker met elkaar verbindt.
Over dat niet storend zijn van dat rijm, dacht een recensent eens anders en zij diende hem van repliek met deze Verklaring, een gedicht - sake, aan my sintuie toevertrou (*) - nota bene (maar geen moment pesterig) geschreven in dwingend (veelal gepaard) rijm:
(aan 'n besorgde kritikus)
Elk riym
om een en ander aanmekaar te lym
vóór die hele pakkaas in wanorde verstik
en wyl ek oor geen hulpmiddel beskik
om sake, aan my sintuie toevertrou,
by- en daarnaas ook uitmekaar te hou,
vir elke rolverdeling ongeskik
behalve die beproefde patalogie
van poëzie.
Als ek ooit iemand uitdaag of ontroer
word geen verskoning aangevoer.
So nie, ook nie.
Zulke gedichten van haar hand konden en kunnen mij zeer bekoren.
(*) Misschien is hier toch een vertaling nodig: onderwerpen die aan mijn zintuigen zijn toevertrouwd.
Elisaebth Eybers bij Frank Verhallen