maandag 05 december 2016
Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meeste wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg,
1992
Willem Elsschot is een van de grote afwezigen in De Nederlandse poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in duizend en enige gedichten, samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer. Gisteren ontdekte ik dat ook Judith Herzberg ontbreekt. Ik schreef hier eerder over haar.
Pfeijffer heeft dikwijls betoogd dat hij niet houdt van anekdotische poëzie als die van Herzberg, maar in zijn voorwoord schrijft hij iets wat een selectie van haar gedichten had gerechtvaardigd, namelijk:
Hoewel de kwaliteit van de gedichten het enige criterium vormde voor mijn selectie en hoewel ik mij vrij heb gevoeld daarbij volledig mijn eigen smaak te volgen, heb ik met pijn in het hart besloten een paar uitzonderingen te maken voor objectief slechte gedichten die zo bekend zijn dat ze tot ons collectieve poëtische geheugen zijn gaan behoren. Een bloemlezing als deze wordt tenslotte ook gebruikt als naslagwerk. Vooruit dan maar.
Wat een gemakzuchtige uitspraak overigens als je die niet verder toelicht en de lezer zelf maar laat uitzoeken welke klassiekers je daarmee bedoelt. En dan weer de vraag: waarom ontbreekt dan Het huwelijk van Willem Elsschot? En waarom dan toch niet gekozen voor Vraag van Judith Herzberg?
Hierboven een ander gedicht van haar.