donderdag 24 november 2016
's Avonds komen we thuis
in het stille, lege huis
je wacht ons niet meer op
onderaan de trap
ik geef toe aan sentiment
voor jou, lief dier
Ik rek je bestaan, poes
plotse schim in mijn ooghoek
die op een stoel springt
zich in opperst welbehagen
neervlijt op het tapijt
haar gezichtje wast
die met dwingende geluidjes
om eten vraagt
die in donker bij me slaapt
warm geluk in mijn rug
Je krabde stoelen stuk
dat mocht niet
maar wat zijn stoelen
vergeleken bij jou
die niet meer is
Mijn hand is leeg
waartegen eens je hoofdje
liefkozend duwde
We laten tranen, poes
om jou
omdat je er niet meer bent
en om onszelf
want zo is de mens
2012
Na het kiezen van een troostgedicht voor mijn buren vanwege het verlies van hun huisdier - zie Rutger Kopland: Portret met hond - dacht ik opeens aan bovenstaand gedicht.
Poes is dood. Dit gedicht van Remco Campert verscheen in 2012 in een oplage van 26 exemplaren bij Uitgeverij 69 te Hilversum. Het hangt ingelijst in Het Rode Huis. Vanwege de geweldige dichter en vanwege het schrijnende onderwerp.
Sinds 1978 heb ik katten. We begonnen met vier en in de boerderij waar wij destijds woonden, werden het er uiteindelijk tien! Ik ken hun karakters, lijfjes en namen nog: rode kater O.P.P Pietersen, cypers Vrouwke, pikzwarte Huwke en cyperse-rode Poezemin (vier uit één nest), lapjespoes Hobbeke en rode kater Tobbes (moeder en zoon), zwart-witte Gijske en (vaste logés) rode kater Jongetje Jansen, zwart-rood Meisje Van Zwieten en spierwitte Disco. Anno 2016 is cyperse Cloch' nummer elf.
Tussen 1999 en zomer 2016 waren er honden. Vijf in totaal: bobtail Kaat, Griekse straathond Kieri, dove bearded collie Komma', golden retriever Chap en jack russell-terriër Bob...
Voor de liefde - hond of kat - maakt het niet uit: je huisdier verliezen is en blijft verschrikkelijk.