dinsdag 15 november 2016
Een kamer in de late middagzon
Een poes die op de sofa ligt te spinnen
De openslaande deur naar het balkon
laat zachte straatgeluiden binnen
Het meisje zit te spelen op het kleed
Ze is de wereld om zich heen vergeten
De pop moet in het bad en aangekleed
want zo dadelijk gaan ze eten
Een auto schakelt in z'n achteruit
Een stilte. Het portier wordt dichtgeslagen
Een honderdmaal gehoord, vertrouwd geluid
Niet anders dan op andere dagen
Het zonlicht is niet wakker
De lucht is niet verkild
Maar zonder dat je 't wilt
word de onrust in je wakker
En weer is er die rare
herinnering die zeurt
Schud het uit je haren
dan is het niet gebeurd
Dit is niet gebeurd, nee
dit is niet gebeurd
De buitendeur sluit met een doffe klap
Gerinkel van een sleutelbos beneden
Een welbekende voetstap op de trap
Hij komt eraan. Nog negen treden
Het meisje volgt aandachtig elke pas
Haar blik verstrakt. Haar ogen staan wijd open
Ze trekt de pop een jurk aan en een jas
en hoort hem in haar richting lopen
Weer stormen de gedachten
als wolven op je aan
Je ziet hem daar weer staan
daar waar je 'm niet verwachtte
Je voelde je verloren
door angsten meegesleurd
Maar knoop het in je oren
er is niets gebeurd
Dit is niet gebeurd, nee
dit is niet gebeurd
De voorjaarszon verlicht het interieur
De poes kijkt op. De stappen komen nader
Daar staat hij in de opening van de deur
"Hallo, m'n kind..." "Dag vader"
Ze hoort z'n voeten door de kamer gaan
Hij loopt naar het balkon. Hij loopt te fluiten
Dan raakt z'n schaduw haar heel even aan
Ze pakt haar pop en vlucht naar buiten
De kamer uit, naar boven
Je droomt niet, het is echt
Maar als je 't hardop zegt
Wie zal jou dan geloven
En wie kun je vertrouwen
Na wat er is gebeurd
Zijn woord tegen het jouwe
Het is dus niet gebeurd
Dit is niet gebeurd, nee
dit is niet gebeurd
Ruim veertig jaar geleden wilde ik dichter-zanger worden. Maar hoe beter ik luisterde naar Peter Blanker, Hans van Deventer, Jaap Fischer, Boudewijn de Groot, Hugo Raspoet, Rikkert Zuiderveld en al die anderen, hoe duidelijker ik wist: ik ben niet goed genoeg. En dus stopte ik met optreden en ging over het Nederlandse chanson schrijven.
Jaap Bakker verdenk ik van eenzelfde twijfel aan zichzelf. Hij publiceerde, onder de titel Het wereldintermanagementconsultancycongres, één bundel met zijn liedteksten voor Joke Bruijs, Lenette van Dongen, Marjol Flore en anderen, maar besloot zich intussen, veelal aan de hand van het werk van collega-liedauteurs als Jan Boerstoel en Ivo de Wijs, meer en meer te storten op de vervolmaking van het Nederlandse Rijmwoordenboek en Rijmhandboek. Zijn publicaties (sinds 1986) zijn baanbrekend gebleken en dertig jaar later nog altijd dé bijbels voor elke lichtvoetige dichter en liedauteur.
Zijn mooiste lied staat hierboven en had, evenals werk van Jan Boerstoel, Hans Dorrestijn en Ivo de Wijs, niet misstaan in de zojuist verschenen bloemlezing De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten, samengesteld door Ilja Leonard Pleijffer.
Het is een onheilspellende tekst over incest, prachtig schakelend van waarneming (in de derde persoon) naar beleving (in de eerste persoon). Verontrustend, want ze durft op niemand nog te vertrouwen, en beklemmend, omdat je haar angst doorvoelt. Prachtzin: Ze trekt de pop een jurk aan en een jas. Precies de bescherming die ze zelf zo node gemist heeft.