zondag 06 november 2016
Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
ondertussen beet de kou mij
was de zon een dag vol wespen
was het brood zout of zoet
en de nacht zwart naar behoren
of wit van onwetendheid
soms verwarde ik mij met mijn schaduw
zoals men het woord met het woord kan verwarren
het karkas met het lichaam
vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd
en zonder tranen, en doof
maar nooit naar iets anders getracht dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst
het regent ik drink ik heb dorst
1958
Toen Patrick van den Hanenberg en ik in 1995 samen een boek schreven over de vaderlandse cabarethistorie, kwamen we een keer te spreken over welke droom we nog hadden bij de kranten waarvoor we werkten. Van den Hanenberg was (en is) leraar geschiedenis en recensent theateramusement bij de Volkskrant. Ik was indertijd leraar Nederlands en recensent theateramusement bij Trouw. Hij vertelde dat hij het liefst sportverslaggever wilde zijn. Ik bekende dt ik dolgraag Peter de Boer zou opvolgen als poëzierecensent. De Nacht van de Poëzie mocht ik elk jaar verslaan, maar voor commentaar op de gedichtenbundels die ik verslond en alle dichters die ik in De Nacht zag optreden en ontmoette, had ik geen podium.
O, poëzie! Een grote liefde. Er al door gefascineerd vanaf mijn vijftiende, toen ik het bovenstaande gedicht van Gerrit Kouwenaar las, dat een verpletterende indruk op mij maakte. Voor het eerst las ik teksten van schrijvers die mij niet, zoals in romans en verhalen, meetrokken in hun belevenissen, maar die met hun woorden en zinnen mijn leefwereld ontregelden. Ik kreeg geen antwoorden, maar lastige levensvragen aangereikt. Ik had niet het gevoel dat ik een legpuzzel van duizenden stukjes tot een beeld vormde, maar juist de beleving dat bestaande beelden uiteenvielen en ik maar moest zien hoe ik de stukjes weer bijeen geraapt kreeg. Oftewel: gedichten noodzaakten mij bij mezelf te rade te gaan: bij mijn angsten, mijn twijfel, mijn schaamte, mijn verdriet... Er ging een wereld voor mij open.
Gerrit Kouwenaar in Het Rode Huis
Het tijdschrift Nexus vroeg een aantal mensen voor de decemberuitgave van 2012 een gedicht te kiezen dat een loflied op het leven is, met bijgevoegd een korte motivatie. Natuurlijk koos ik voor Ik heb nooit. En ik schreef dit als toelichting:
Toen ik dit gedicht voor het eerst las, studeerde ik nog geen Nederlands. Het is een van de redenen geweest om dat later toch te gaan doen. Het maakte al bij de eerste lezing een verpletterende indruk op mij . Ik kon de betekenis van sommige zinnen weliswaar nog niet goed doorgronden, maar de vitaliteit die de dichter met zijn loflied op het leven kerfde, deed mij - jongen vol verlangen, maar door veel verdriet gevangen - voor het eerst duizelen van geluk. Levenskracht geput uit de kracht van de taal. Of in de dichter zijn eigen woorden: "Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven."
Die dichter is Gerrit Kouwenaar (1923 [*]). Onbetwist Nederlands beste dichter van de twintigste eeuw. Niet alleen door de kwaliteit van zijn werk - "Poëzie die dichter bij de snijtafel ligt dan bij de lier" -, maar tevens door de grote invloed die hij daarmee op anderen heeft gehad. En dan niet alleen op de hermetische dichters, zoals hij er zelf een is, maar eveneens op de meer lichtvoetige, anekdotische, onder wie Rutger Kopland.
Geen filosoof overigens en in het verband van dit tijdschrift moet ook dat gezegd! Een dichter moet in zijn ogen geen theorieën bouwen. "Ik ben te mens om te vliegen." Want: "Mijn geest is zo volledig van vlees dat ik moet eten." Oftewel: "Poëzie schrijf je niet vanuit theorie of een systeem, maar als specifieke verkenning van levenssituaties." Kortom: "Ik ben geen geleerde, geen raadgever. Verklaar je niet de onmogelijkheden van aarde en lucht, ik maak ze." Allemaal citaten van de dichter zelf.
En dus gaan zijn gedichten over liefde en dood, ziekte en onrecht, schoonheid en haat... En verlangen natuurlijk. Baat het niet? Ach, het schaadt zeker niet. Het schrijven van verzen is het enige wat er toe doet, al is het vechten tegen de bierkaai, want poëzie: "Je kunt er geen ruit mee ingooien." Maar wat de dichter wel bereikt met zijn woorden, kijk, dat lukt de vernieler van dat raam dan weer met geen mogelijkheid: "Het zacht maken van stenen, het vuur maken uit water, het regen maken uit dorst..."
[*] Gerrit Kouwenaar overleed in 2014.